De Franse hoofddoek
Veel Europese landen, zeker in West-Europa, hebben te maken met een grote moslimminderheid binnen hun grenzen. Gastarbeiders, asielzoekers en mensen uit hun vroegere koloniën. Het gaat inmiddels om miljoenen mensen. Zowel door immigratie als door een hoog geboortecijfer breidt hun aantal zich nog steeds uit.Vanwege het moslimextremisme dat zich de laatste jaren over heel de wereld manifesteert, vormen zij onmiskenbaar een veiligheidsrisico. Maar ook de moslim die zich daarbuiten houdt (en dat is het overgrote deel) laat zich niet zo makkelijk inpassen in de westerse cultuur. Een cultuur die vroeger gestempeld werd door het christendom, maar inmiddels meer en meer geseculariseerd is.
Scheiding van kerk en staat geldt daarbij als een belangrijk basisprincipe. Waarbij meteen opgemerkt moet worden dat men daar in het ene land anders mee omgaat dan in het andere. Nederland kent confessionele scholen en andere organisaties van religieuze signatuur die door de overheid gefinancierd worden. Elders ziet men dat als een flagrante inbreuk op het principe van de scheiding van kerk en staat.
Politici zijn vaak geneigd dit uitgangspunt naar eigen inzicht te interpreteren en aan anderen op te leggen. Ook Hirsi Ali beriep zich op de scheiding van kerk en staat bij haar kruistocht tegen het islamitische onderwijs. Het liefst wil zij heel het bijzonder onderwijs afschaffen.
In Frankrijk wordt de scheiding van kerk en staat strikt gehanteerd. Dat is de nawerking van de Franse revolutie en van de strijd die begin vorige eeuw tussen de staat en de Rooms-Katholieke Kerk werd gevoerd. Sindsdien geldt de godsdienst in dat land als een privé-aangelegenheid. De publieke ruimte moet daarvan verschoond blijven. Daar zijn alle Fransen gelijk, ongeacht hun geloofsovertuiging.
Maar wat te doen wanneer moslimmeisjes en -vrouwen zich op school of op hun werk met een hoofddoek presenteren? Dat heeft ook in Frankrijk geleid tot botsingen. Een speciale presidentiële commissie bracht gisteren een rapport uit, waarin een wettelijk verbod wordt aanbevolen op opzichtige politieke en godsdienstige tekens en kleding. Hoofddoeken en keppeltjes zouden daaronder vallen, kleine kruisjes of davidssterren niet.
Voor scholen zou het verbod absoluut moeten gelden, in overheidsdiensten zou het van de omstandigheden moeten afhangen. Laatstgenoemde lijn werd in het verleden door de Franse Raad van State aan de scholen aanbevolen. Nu kiest men voor een hardere aanpak.
President Chirac noemde de hoofddoek enige tijd geleden een teken van agressie. Daarmee wordt de zaak wel erg op de spits gedreven. Een hoofddoek is niet bij uitstek het symbool van de islam. Niet alle islamitische vrouwen dragen een hoofddoek en wereldwijd dragen ook veel niet-islamitische vrouwen een vorm van hoofdbedekking.
De aversie die de hoofddoek in West-Europa oproept, zou wel eens ingegeven kunnen zijn door feministische motieven. De hoofddoek wordt dan gezien als een vorm van onderworpenheid van de vrouw en zoiets is volgens velen in de moderne maatschappij niet te tolereren.
Nu is er best gefundeerde kritiek te leveren op de man-vrouwverhouding in de islamitische wereld. Maar het is niet verstandig de zaak van de hoofddoek op de spits te drijven. Daarmee daagt men moslimvrouwen en -meisjes uit om juist een hoofddoek te gaan dragen.
Merkwaardig is verder dat de presidentiële commissie wel pleit voor officiële erkenning van een islamitische feestdag. Daarmee brengt men toch ook de religie op het publieke domein? Ook in Nederland zijn wel eens stemmen in die richting opgegaan. Zoiets is echter veel bezwaarlijker dan de hoofddoek.