Opinie

Ook prediking moet verantwoord doen geloven

Welke plaats heeft de apologetiek in de prediking?

Dr. M. J. Kater
13 March 2014 15:30Gewijzigd op 15 November 2020 09:22
beeld RD, Henk Visscher
beeld RD, Henk Visscher

Binnen het geheel van de dienst van het Woord heeft de prediking een unieke plaats. Toerusting is meer dan kennisoverdracht. Maar wanneer de prediking gericht is op het hart, dan zal die ook van argumenten gebruik moeten maken. Naast onze wil en onze gevoelens vormt immer ook ons denken een onderdeel van ons hart. De prediking dient daarom een apologetisch element te hebben.

Maaltijd

Waarom dat zo is, wordt duidelijk uit het wezen van de prediking. De prediking is volgens een bekend beeld als een maaltijd (zie onder andere Jesaja 55:1-2). De verkondiging stalt het heerlijke eten en drinken uit dat bereid is voor hen die God liefhebben. Zij wekt eetlust op bij de kinderen en wil verzadigen met „het goede van Gods huis” (Psalm 65:5).

Helaas heeft niemand spontaan honger en dorst naar dit voedsel. Die honger en dorst is er wel, maar die wordt gestild en gelest met ander eten en drinken. Dat is bij hen „die buiten zijn” zo, maar er zijn er ook binnenshuis die nooit als een hongerige of dorstige naar de kerk komen, met het verlangen naar de maaltijd van het Evangelie. Ze hebben van alles en nog wat aan te merken op het voedsel, de kok en de Eigenaar van dit bijzondere eethuis.

Dan is het nuttig en nodig om vooroordelen over dit voedsel weg te nemen: smakeloos, vieze smaak en zwaar op de maag. Eveneens dient de kok van bepaalde verdenkingen te worden ontdaan: vreemde kerel, niet te vertrouwen, stopt misschien gif in je eten. En de Eigenaar? Ze vertrouwen Hem niet: waarom stelt Hij gratis voedsel ter beschikking? Zit daar geen machtsdenken achter? Ze vinden dat Hij te veel voorschrijft: waarom geeft Hij geen keuzemenu? En zo ben je bezig met de verdediging van het christelijk geloof, van de gezonde leer. Wat deftiger gezegd: dan is er sprake van een apologetisch element in de prediking.

Dit element is geen ingrediënt waarover je van mening kunt verschillen of het wel of niet toegevoegd moet worden. Op vele plaatsen in de Schrift blijkt immers dat God het Zelf is Die de maaltijd aanprijst en alternatieve eetgelegenheden afwijst (Spreuken 8 en 9!). Het boek Handelingen kent diverse passages waaruit blijkt dat tot de „handelingen van de apostelen” behoort, wat de Trooster doet: de wereld „overtuigen” (Johannes 16:7-10). Hij voert een pleidooi waarin Hij Gods gelijk en ons eigen ongelijk overtuigend aantoont. Daarbij doet Hij ook een beroep op ons denken, al zoekt Hij via ons hoofd ons hart.

Urgentie

Het hele boek Handelingen zou je kunnen typeren als een apologie, een verdediging tegen aanvallen en een aanprijzing van het christelijk geloof. Zo vat ook Paulus het nut van de Schrift samen als onderwijs dat nuttig is met het oog op „weerlegging” (2 Timotheüs 3:16). En wie nog een iets ander accent wil, kan te rade gaan bij wat Paulus zegt over de bedoeling van de prediking (2 Korinthe 10:5): „Want wij breken de valse redeneringen af en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God, en wij nemen elke gedachte gevangen om die te brengen tot de gehoorzaamheid van Christus.” Deze enkele aanwijzingen lijken me voldoende om ervan overtuigd te kunnen zijn dat prediking en verdediging bij elkaar horen.

De verdediging een plaats in de prediking? Het mag geen vraag zijn, want het is dringend nodig. Men kan om minstens twee redenen spreken van een grote urgentie: het is enerzijds dringend nodig als toerusting met het oog op het christen-zijn in onze maatschappij en anderzijds voor hen die nu nog wel ‘in huis’ zijn, maar eigenlijk al innerlijk afscheid genomen hebben van het christelijk geloof.

Dienaren van het Woord lopen zelf het gevaar in een te beschermde of zelfs afgeschermde omgeving te leven. Toegestemd, dat kan eigenlijk niet, want dat zou betekenen dat je onkerkelijke mensen mijdt en bijvoorbeeld geen oog hebt voor de zieke medemens op de zaal waar het gemeentelid ligt. Toch blijkt dat wel meer dan eens het geval te zijn: de dienaar als studeerkamergeleerde. En dat terwijl jongeren van soms nog maar 14 of 15 jaar op hun stageadres die maandagmorgen verantwoording moeten kunnen afleggen van het geloof. Studenten worden weer geconfronteerd met allerlei opmerkingen en lezen allerlei theorieën. En velen werken in een omgeving waar religieus zijn op zich prima is, maar waar de exclusiviteit van het christelijk geloof op een hatelijke reactie kan rekenen.

Maar hoe ga je daar op een verstandige manier mee om, en hoe voorkom je dat iemand zich in zo’n omgeving als het ware monddood voelt? Niet het minst de prediking vanuit de Heidelbergse Catechismus over de drieslag van geloof-gebod-gebed kan hier heel wat aanreiken dat zich praktisch laat vertalen voor op de werkvloer. Juist de leerdiensten zijn uitermate geschikt om de gemeente te onderwijzen in het verantwoording afleggen van de hoop die in ons is (1 Petrus 3:15).

Integriteit

Daarnaast vindt de verdediging plaats ten overstaan van het hart dat innerlijk afscheid genomen heeft van zijn Schepper. Niemand van Gods kinderen heeft ook maar één reden om zich te verheffen boven mensen die afhaken. Het apologetisch element in de prediking heeft te maken met de nood van het hart.

Wanneer de verdediging een plaats krijgt in de prediking, dan dienen we wel te spreken over de werkelijkheid zoals die is en niet zoals we die ons indenken vanachter ons bureau. Het gebeurt toch nog te veel dat men meent te kunnen volstaan met wat losse opmerkingen en boude beweringen. Men spreekt over andersdenkenden als behorend tot ‘de boze buitenwereld’, de evolutietheorie wordt afgedaan met een „dan ben je ook niet goed wijs” en –als bewijs voor eigen degelijkheid?– wordt het refrein herhaald dat men „daar tegenwoordig niet meer van wil horen.”

Zo worden slechts denkbeeldige tegenstanders gecreëerd. Bovendien doe je zo je medemensen geen recht en tast je hun integriteit aan. Van belang is een accurate weergave van denkpatronen en een nauwkeurige analyse van vooroordelen. Het zal van (aanstaande) dienaren van het Woord naast open ogen en oren grondige studie vragen om hun eigen tijd te kennen. Belangrijk is daarbij ook de kennis van het eigen hart in het licht van het Woord dat opengeslagen ligt op de studeerkamer.

Dr. M. J. Kater, universitair hoofddocent gereformeerde praktische theologie en apologetiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer