Organist Jan van Westenbrugge: enthousiast en ondeugend
Al veertig jaar begeleidt Jan van Westenbrugge in hervormd Wateringen, in het Westland, de samenzang, tachtig diensten per jaar. Hij is nog even enthousiast als toen hij begon. „Elke kerkdienst is een hoogtepunt.”
Beneden in de kerk wijst Jan van Westenbrugge (65) naar het bruine front van het orgel. „Toen ik hier in 1974 kwam, was het heel anders. De kas waarin het nu staat, is er bijvoorbeeld pas in 1983 gekomen. Maar ik was toen direct weg van de klank van het instrument.”
Boven bij de speeltafel laat hij horen waarom het orgel hem bekoort. Hij speelt Psalm 123, met de Fagot 16’ van het hoofdwerk als uitkomende stem. „Prachtig! Of hoor de Cornet eens. Mooi hè? Hier, met de Dulciaan op het bovenwerk in de zwelkast kun je heel mooi het Premier Choral van Franck spelen.”
Hij pakt de muziek erbij die hij zaterdag 1 maart 2014 tijdens zijn jubileumconcert zal spelen. „Een mooi stuk van Alfred Hollins, ”Spring Song”. Je hoort het bijna nooit, maar het klinkt hier zo goed. Het orgel moet bij zo’n stuk gaan zingen, en dat doet het hier.” Ook een lichtvoetig werk van Bach dat op het programma staat komt goed tot z’n recht, laat hij horen met het Concerto in G (BWV 592).
De organist noemt zijn Bätz/Witteorgel „een volwaardig instrument in de stijl van de Hollandse romantiek.” Hij maakt de vergelijking met het bekende Knolorgel in Hasselt. „Dat is eigenlijk niet zo’n heel bijzonder instrument. Het is daar de akoestiek van de kerk die het doet. Hier is het andersom. Door de kussens op de banken klinkt de kerk niet optimaal. Het orgel moet het doen. En dat doet het ook.”
Van Westenbrugge zou zichzelf niet zijn als er niet een onbekend werk op zijn programma zou prijken. „Dat heb ik van mijn leermeester Herman van Vliet. Ik ben altijd op zoek naar onbekende muziek.” Van de Fransman Jules Grison klinkt daarom niet de bekende toccata, maar het weinig gespeelde ”Grand Offertoire pour un Jour de Fête”. „Een prachtig stuk. Ik heb een antipathie tegen die toccata, gewoon omdat je die zo vaak hoort. De bekende toccata’s van Bach of Widor zul je mij om die reden ook niet snel horen spelen.”
Asma
Rond de speeltafel hangt het vol met afbeeldingen van orgels. „Dat is voor mijn leerlingen. Sommigen weten niet wat een rugwerk is; dan kun je dat aanwijzen.” Met bijna alle orgels die er hangen –waaronder Breda, Naarden, Haarlem, Vlaardingen, Maassluis, Woerden– heeft Van Westenbrugge iets. „Ik heb ze vrijwel allemaal tijdens concerten bespeeld. In Bolsward, Den Haag, Amersfoort, Maassluis en Breda heb ik opnamen gemaakt.”
Het Kamorgel in Zierikzee verwijst naar zijn jeugd. „Een prachtig instrument. Toen ik als kind in het Zeeuwse Kerkwerve woonde, ben ik er vaak geweest.” Ook het orgel van Brouwershaven herinnert aan die tijd. „Daar was mijn vader, die hoofdonderwijzer was, organist.”
Via Spijkenisse kwam het gezin in 1958 in Maassluis terecht. Daar was toen Willem Oranje organist van de Grote Kerk. „Mijn vader werd tweede organist. Hij zorgde er ook voor dat ik les kreeg van Oranje.” In 1965 overleed Oranje echter plotseling. „Mijn vader heeft toen Feike Asma, die organist was in Den Haag, overgehaald om naar Maassluis te komen.”
Zodoende groeide Van Westenbrugge op bij de klanken van Nederlands bekendste organist. „Ik heb vaak staan kijken naar Asma bij de speeltafel. Of ik zat beneden, vlak onder het orgel.” Het heeft hem gevormd. „Maar ik ben geen Asma-aanbidder, en ik wil hem ook niet nadoen. Wij zaten als jongens net zo goed in de Immanuëlkerk bij Koos Bons. Hoe die Bach kon spelen of de concerto’s van Händel: geweldig!”
Les krijgen bij Asma zat er in die tijd niet in. „Daar had hij geen tijd voor. „Laat hem maar naar Jan J. van den Berg in Delft gaan”, zei hij tegen mijn vader. Dat is ook gebeurd. Van den Berg heeft mij heel goed opgeleid voor het examen van de Nederlandse Organisten Vereniging, een diploma dat gelijkstaat aan het conservatorium.” Nadien had Van Westenbrugge tien jaar les bij Herman van Vliet. „Hij was mijn belangrijkste leermeester. Voorals als het gaat om het registreren.”
Toonsoorten
Vanaf zijn 18e was Van Westenbrugge organist in Rozenburg en Maasdijk. In 1974 werd hij benoemd in Wateringen. Hoewel hij meermalen het aanbod kreeg ergens anders organist te worden, is hij nooit weggegaan. „Vanwege dit orgel.”
Dertig jaar lang oefende Van Westenbrugge „twee beroepen” uit. Op een laboratorium in Naaldwijk had hij een halve baan als administrateur. Daarnaast speelde hij in dienst van de gemeente Den Haag op verschillende begraafplaatsen tijdens uitvaartdiensten. Iets wat de organist graag doet, omdat muziek nabestaanden veel troost kan bieden.
Hoe hij zijn spel tijdens de eredienst karakteriseert? „Of het romantisch is? Ik zou het liever herkenbaar willen noemen. Het moet beneden voor de eenvoudige man te volgen zijn wat je doet. Ik noem mezelf geen profeet op de orgelbank. Maar het ”amenspel” na de preek is wel een verlengstuk van de verkondiging, waarbij je aanhaakt bij waar het in de preek over ging. En dan geen lied dat de mensen niet kennen, maar iets herkenbaars. Noem het spelen naar het hart van Jeruzalem.”
Van Westenbrugge staat erom bekend dat hij van de ene toonsoort naar de andere ‘vliegt’ en zo de psalmen en liederen aan elkaar knoopt. „Het liefst speel ik in allelei toonsoorten. Alleen zeven kruizen of mollen wordt een beetje lastig. Maar waar ik op tegen ben, is dat je halverwege de psalm moduleert. Laatst hoorde ik dat op de radio: halverwege Psalm 68 ging de organist van d naar es. Dat gaat me te ver. Daar ben ik op tegen.”
Welke psalmen of liederen het zijn die hij begeleidt, dat maakt Van Westenbrugge niet zo veel uit. „Johan de Heer is prachtig. Alleen van Opwekking ben ik niet zo weg. Die liederen moeten ze maar met een combo zingen. Overigens, het is hier geen lichte gemeente, hoor. We zijn goed confessioneel.”
Soms is hij op de orgelbank ondeugend. „Een oud gemeentelid van in de negentig was onlangs jarig. Ik heb toen Psalm 72 verweven met ”Lang zal ze leven”. Dat kan toch wel?”
Wat voor hem in de achterliggende jaren hoogtepunten waren? „Die zijn er zo veel. Zangdiensten bijvoorbeeld. Maar ook doop- en avondmaalsdiensten doe ik graag. Bij de bediening van het avondmaal speel ik bijvoorbeeld vaak koralen uit de Matthäus Passion of Johannes Passion van Bach. Heel mooi om te doen. Maar eigenlijk is iedere kerkdienst een hoogtepunt.”