Actie tegen sociale uitsluiting kinderen
TILBURG. Stichting Leergeld hielp vorig jaar zo’n 47.000 kinderen aan geld voor een schoolreisje, een fiets of lidmaatschap van een sportclub. „Mensen doen alles om hun kind maar mee te laten doen.” Maar soms komen ook afdelingen van Leergeld in de knel met hun krappe kas.
Volgens directeur Gaby van den Biggelaar van de stichting, met een landelijk bureau in Tilburg, hebben de meeste van de 74 lokale afdelingen genoeg geld in kas om aan de aanvragen te kunnen voldoen. Ze werven lokale donateurs zoals fondsen, kerken, bedrijven en particulieren en kunnen daarmee aan de vragen voldoen van ouders die de laatste eindjes niet meer aan elkaar weten te knopen. Maar er zijn ook afdelingen die tekortkomen, nu het aantal hulpvragen stijgt. „Dan moet bijvoorbeeld het maximumbedrag omlaag. Of er wordt een keuze gemaakt: geen eenmalige bijdrage voor schoolreisjes, maar wel voor een lidmaatschap om te sporten. Dat wordt niet landelijk opgelegd, maar door de afdelingen zelf bepaald.”
Met dit soort keuzes proberen de lokale afdelingen toch te voldoen aan het uiteindelijke doel van Leergeld, namelijk sociale uitsluiting voorkomen. Zowel kinderen als ouders schamen zich als een kind moet afhaken door geldtekort. „Mensen doen alles om hun kind maar mee te laten doen, vanwege die schaamte. Een vader belde mij laatst. Zijn kind kon niet mee op schoolreisje. Wat hij naar aanleiding daarvan allemaal las op Facebook over zijn kind, maakte hem misselijk.”
Ouders kunnen bij de stichting aankloppen als hun kind niet mee kan komen en zij bijvoorbeeld geen geld hebben voor simpele dingen zoals kaftpapier, een fiets of een schooltas. Vrijwilligers gaan vervolgens langs, bekijken de problemen en verwijzen indien nodig de gezinnen daarnaast door. „Ze zien vaak veel meer problemen.” De hulp voorkomt volgens de stichting dat kinderen aan de zijlijn komen te staan en als gevolg daarvan sociale en fysieke problemen ondervinden. Of uiteindelijk zelf in armoede of de criminaliteit belanden.
Het probleem is volgens Van den Biggelaar dat veel dingen „normaal gevonden worden”, zoals een peperduur schoolreisje of het bezit van een laptop of iPad. „Moet het allemaal zo duur en is het wel zo logisch dat het zo duur is?” vraagt ze. Niet alleen aan zichzelf, maar ook aan beleidsmakers, die daar gehoor aan geven. Dat bleek bijvoorbeeld vorig jaar, toen staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken 20 miljoen euro vrijmaakte voor armoedebestrijding onder kinderen.
„Dat geld moet door gemeenten worden uitbesteed aan particuliere instanties. Stichting Leergeld werd genoemd als een voorbeeld van zo’n instantie en dat is een erkenning van de staatssecretaris”, aldus Van den Biggelaar. Die erkenning overtuigt ook andere fondsen om geld te geven, net als de groeiende naamsbekendheid van de stichting. Anderzijds geven bijvoorbeeld serviceclubs en afdelingen van de Rotary vaak eenmalig een bedrag. „Die donaties zijn niet structureel en dus blijft het een uitdaging om genoeg geld op te halen en telkens nieuwe fondsen te werven.”
Hoeveel geld er jaarlijks in totaal precies binnenkomt bij de 74 afdelingen, is niet bekend. Komend jaar zullen die cijfers er wel komen: de staatssecretaris wil ze zien. De directeur weet wel dat er inmiddels netto zo’n 5,5 tot 6 miljoen euro wordt besteed aan de hulp aan kinderen. Dat bedrag zal oplopen, door diezelfde naams- bekendheid, maar ook door de crisis en een nieuwe groep armen.
„Door de crisis zien we nu een steeds grotere groep mensen aankloppen die het nooit had verwacht dat zij onder de streep zouden komen door een ontslag of een faillissement. Maar ook echtscheidingen spelen een belangrijke rol. Een alleenstaande moeder moet soms meer dan vier dagen werken om rond te kunnen komen en dat lukt niet altijd. Dit is de groep die wij nieuwe armen noemen. Extra schrijnend is dat deze mensen vaak de weg niet weten om hulp te kunnen vragen, en de schijn ophouden voor kinderen en anderen.”