Opinie
Ook canon Nieuwe Testament betrouwbaar

Is de omvang van het Nieuwe Testament wel betrouwbaar als canon vastgesteld?

Dr. Pieter J. Lalleman
beeld RD
beeld RD

In mijn vorige bijdrage aan deze rubriek schreef ik dat het Oude Testament alle Hebreeuwse boeken bevat die we hebben uit de periode tot ongeveer 200 voor Christus. Er zijn nog wel andere boeken geweest, maar die werden niet gecanoniseerd en daardoor ook niet bewaard. We kunnen dus de canonieke boeken van het Oude Testament niet vergelijken met het materiaal dat er buiten bleef.

Ook het samenstellen van de canon van het Nieuwe Testament was een kwestie van selecteren. Er waren veel boeken beschikbaar en wij geloven dat God Zijn hand had in de selectie. In dit geval zijn echter veel boeken die buiten de boot vielen niet verloren gegaan en dus nog voor ons te lezen. Ze vallen in enkele groepen uiteen. In de eerste plaats zijn er boeken die bijna gecanoniseerd werden, met name de eerste brief van Clemens en het boek ”De Herder van Hermas”. Deze twee waren zo populair dat ze zelfs in bepaalde Bijbelhandschriften voorkomen, wat erop wijst dat de kerk een tijdlang verdeeld was over 1 Clemens en Hermas. Hermas bevat onder meer een reeks visioenen. Dat beide boeken uiteindelijk buiten de boot vielen, is echter geen ramp. Beide zijn tamelijk lang en niet erg inspirerend. Het is duidelijk waarom de kerk hierin niet het Woord van God hoorde. Ze zijn uiteindelijk bewaard gebleven in de verzameling die wordt aangeduid als de Apostolische Vaders. Dat zijn allemaal tamelijk orthodoxe geschriften uit ruwweg de tweede eeuw. De zeven brieven van Ignatius van Antiochië horen er bijvoorbeeld ook bij. De naam Apostolische Vaders is vreemd want geen van de auteurs was apostel.

Schaduwlijst

De andere boeken die niet gecanoniseerd werden, vormen met elkaar een compleet schaduw-Nieuwe Testament. We hebben apocriefe evangeliën, apocriefe handelingen, apocriefe brieven en apocriefe openbaringen, maar bijna geen enkele ervan heeft ooit kans gemaakt om in het Nieuwe Testament terecht te komen. Sommige zijn tamelijk orthodox en dus niet schadelijk om te lezen, zoals de fantasierijke handelingen van Petrus en de handelingen van Paulus. De kerk vond eenvoudigweg dat ze niet voldoende geïnspireerd waren. Andere apocriefe boeken moeten we sowieso dicht laten omdat ze vol staan met ketterij, zoals het evangelie naar Thomas en de handelingen van Johannes.

Wat al deze apocriefen gemeenschappelijk hebben, is dat ze ten onrechte de namen van apostelen dragen: ze zijn pas in de tweede, derde en zelfs vierde eeuw geschreven, toen de apostelen reeds lang overleden waren. Het zijn dus ook pseudepigrafe boeken.

Laat besluit

Van de boeken die wij nu apocrief noemen, zijn de meeste vanaf hun ontstaan door de kerk afgewezen. Alleen bepaalde sekten lazen en kopieerden deze teksten. Vaak stopte men helemaal met het overschrijven van deze boeken, zodat teksten verloren gingen of er nog slechts één handschrift van bestaat. Kritische stemmen noemen dat censuur, maar in een tijd waarin handschriften duur waren en het overschrijven veel energie kostte, maakten de christenen gewoon keuzen.

Toch heeft het opvallend lang geduurd voordat de kerk zich uitsprak over de canon van het Nieuwe Testament als geheel. We zien in de tweede eeuw al wel dat men de brieven van Paulus heeft verzameld en dat de vier evangeliën als gezaghebbend worden aanvaard. Rond 200 heeft de kerkvader Tertullianus zelfs vrijwel dezelfde verzameling als wij nu. Toch blijft het tot in de vierde eeuw onzeker wat de positie zal worden van boeken zoals Hebreeën, de twee kleine Johannesbrieven en Openbaring enerzijds, en Hermas en 1 Clemens anderzijds. De kerkvaders gebruiken en citeren de verschillende boeken en we zien het Nieuwe Testament vorm krijgen, maar tot vastlegging komt het lange tijd niet.

In verschillende landen gingen de kerken soms verschillende wegen, maar uiteindelijke aanvaardde men in de vierde eeuw de 27 boeken die we nu hebben. Anders dan wel is gesuggereerd, heeft keizer Constantijn in dit proces overigens geen enkele rol gespeeld. Ook het concilie van Nicea heeft zich niet uitgesproken over de canon. Degene die als eerste onze 27 boeken opsomde als een vastomlijnde verzameling was de kerkvader Athanasius, bisschop van Alexandrië, in het jaar 367.

Criteria

De kerk der eeuwen ziet in de beslissing ten gunste van de 27 bekende boeken de hand van God. Dit zijn de geïnspireerde, gezaghebbende boeken; de andere zijn dat niet. Maar zoals zo vaak werkte God bij dit besluit door mensen heen. Welke argumenten werden er gebruikt om juist deze 27 als uit Zijn hand te ontvangen?

Een belangrijk criterium was het apostolisch auteurschap. De brief aan de Hebreeën werd pas als canoniek aanvaard nadat men was gaan geloven dat Paulus hem geschreven had. Het evangelie naar Markus werd aanvaard omdat het was gebaseerd op het onderwijs van Petrus, en de boeken van Lukas waren welkom omdat hij Paulus’ metgezel was geweest. Zelfs korte en schijnbaar onbelangrijke documentjes zoals de twee kleinste Johannesbrieven werden opgenomen omdat ze op naam stonden van een apostel.

Een ander criterium was het feitelijke gebruik in de kerken: hoorden gelovigen in deze boeken het Woord van God, preekten de leiders uit deze teksten, golden ze als normatief? Wij hebben onvoldoende gegevens om te weten wat er destijds gebeurde in de duizenden kerken overal ter wereld, maar we hebben geen reden om te betwijfelen dat dit criterium goed werd gebruikt. De kerken zouden zich geen ‘vreemde’ teksten hebben laten opdringen.

Ten slotte was er als derde criterium de overeenstemming met het geloof van de kerk, met de belijdenis van de orthodoxe leer. Men erkende dat deze 27 boeken de waarheid bevatten over God, Vader, Zoon en Heilige Geest. Deze laatste twee criteria zijn natuurlijk vrijwel niet te scheiden.

Het is tot slot goed om duidelijk te stellen dat het niet de kerk was die deze 27 boeken gezag verleende. De kerk erkende dat God ze had geïnspireerd en dat ze dus Zijn gezag vanaf het begin in zich droegen. Als het erop aankomt, is de canon niet onderworpen aan de kerk maar de kerk aan de canon.

Dr. Pieter J. Lalleman, docent Nieuwe Testament aan Spurgeon’s College in Londen. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl


Literatuur

Gijs van den Brink, Op betrouwbare grond: Over ontstaan en gezag van het Nieuwe Testament (Heerenveen: Barnabas, 1999)

F.F. Bruce, The Canon of Scripture (Downers Grove: IVP, 1988)

Jacob van Bruggen, Wie maakte de bijbel? Over afsluiting en gezag van het Oude en Nieuwe Testament (Kampen: Kok, 1986)

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Weerwoord

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer