„Vrijhandel kostte Mexicaanse banen”
Het negen jaar oude Noord-Amerikaanse Vrijhandelsverdrag (Nafta) heeft de Mexicaanse economie geen meter vooruit geholpen. Nafta heeft minder banen opgeleverd dan beloofd en heeft niet gezorgd voor een heropleving van de Mexicaanse landbouw.
Dat blijkt uit een studie van de gezaghebbende denktank Carnegie Endowment. De bevindingen plaatsen de retoriek over de onderhandelingen over een Pan-Amerikaanse Vrijhandelszone in Miami in een vreemd daglicht.
De Nafta, de vrijhandelszone tussen Canada, de VS en Mexico, ging in 1994 van start. Er werd veel economische voorspoed van verwacht, vooral voor het enige ontwikkelingsland in het trilaterale verdrag. De ondertekenaars voorspelden dat Nafta elk jaar 200.000 banen zou opleveren in de VS en dat de lonen en de werkgelegenheid in Mexico zouden stijgen.
Volgens een rapport van de gerenommeerde denktank Carnegie Endowment heeft de Noord-Amerikaanse vrijhandel de meeste van die beloftes niet waargemaakt. „Nafta heeft de Mexicaanse economie niet geholpen om de groeiende vraag naar banen bij te houden”, aldus het rapport ”Nafta, Belofte en Realiteit”. Om precies te zijn: de directe buitenlandse investeringen in Mexico hebben tussen 1994 en 2002 500.000 arbeidsplaatsen in de nijverheid opgeleverd, maar in dezelfde periode verloor de Mexicaanse landbouw ten minste 1,3 miljoen banen. De vrijhandel gaat dus ten koste van een sector waarin momenteel nog eenvijfde van de Mexicanen werkzaam is.
Bovendien, stelt het rapport, liggen de reële lonen vandaag lager dan voordat de Nafta in werking trad. „Ondanks de voorspellingen is er geen sprake van convergentie tussen Mexicaanse en Amerikaanse lonen.”
De conclusie van het rapport is zowat de omgekeerde van een korte nota die het Amerikaanse ministerie van Handel maandag verspreidde. Daarin heet het dat de Nafta de Mexicaanse economie wel degelijk vooruit heeft geholpen. Het resultaat van negen jaar vrijhandel is volgens de Amerikaanse regering „een sterkere Mexicaanse export, hogere lonen voor Mexicaanse arbeiders, minder armoede, meer investeringen en een sterkere landbouwsector.”
Het ministerie stelt dat een op de vijf Mexicanen vandaag een exportgeoriënteerde baan heeft en dat de helft van de 3,5 miljoen arbeidsplaatsen die er tussen 1995 en 2000 zijn bijgekomen in Mexico, een gevolg zijn van de exportgroei sinds de Nafta.
De Nafta is de blauwdruk voor het omstreden Pan-Amerikaanse Vrijhandelsakkoord waarover 34 Amerikaanse handelsministers de vorige maand onderhandelden in het Amerikaanse Miami. De FTAA moet vanaf 1 januari 2005 een vrijhandelszone creëren van 800 miljoen consumenten van Alaska tot Vuurland, maar het nut ervan wordt sterk in twijfel getrokken door universiteiten, vakbonden en ngo’s. De tegenstanders geloven dat de overeenkomst er vooral op gericht is Amerikaanse bedrijven te verrijken en dat deze funest zal uitpakken voor het milieu en de situatie van arbeiders, kleine boeren en arme mensen. Die protesten vinden gehoor bij de (centrum)linkse regeringen die aan de macht zijn in Brazilië, Argentinië, Ecuador en Venezuela.
Volgens Carnegie moeten beleidsmakers een stuk voorzichtiger omspringen met voorspellingen over de voordelen die vrijhandelszones zullen opleveren. „De liberalisering van de handel zit over de hele wereld in een legitimiteitscrisis, van Latijns-Amerikaanse boeren tot katoenproducenten in Afrika en fabrieksarbeiders in de VS en Europa.” De denktank adviseert regeringen om „op te houden met het uiten van loze beloftes” over nieuwe banen, een schoner milieu en verminderde migratiestromen.
„Vrijhandelsakkoorden moeten niet beschouwd worden als een doel op zich en mogen niet overladen worden met onrealistische verwachtingen”, zo luidt de conclusie van ”Nafta, Belofte en Realiteit”.
De Amerikaanse handelsvertegenwoordiger Robert Zoellick sloeg dat advies alvast in de wind. Hij kondigde nieuwe bilaterale onderhandelingen aan met vier Andeslanden -Ecuador, Colombia, Bolivia en Peru- voor een spandoek met de slogan: ”Handel, Hoop, Kansen”.