Allen Roses, de vice-president van de GSK-tak die zich met erfelijkheidsonderzoek bezighoudt, zei dat maandag in de Britse krant The Independent.

Volgens Roses heeft minder dan de helft van de patiënten baat bij de medicijnen die ze krijgen voorgeschreven. „De overgrote meerderheid van de medicijnen, meer dan 90 procent, werkt slechts bij 30 tot 50 procent van de mensen.” Volgens de krant is die stelling een publiek geheim binnen de farmaceutische industrie, maar is dit de eerste keer dat een topman van een dergelijk bedrijf het openlijk toegeeft.

Medicijnen tegen alzheimer zouden slechts bij eenderde van de patiënten effect hebben en maar een kwart van de kankerpatiënten zou van de geneesmiddelen profiteren. Medicijnen tegen migraine, botontkalking en jicht helpen de helft van de zieken, becijferde Roses. Volgens hem kunnen mensen genen hebben die de werking van medicijnen tenietdoen.

Voorzitter F. Lekkerkerker van het Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen is het met Roses eens. Voor alzheimer zou het percentage volgens hem zelfs veel lager liggen: zo tussen de 4 en de 12. Medicijnen tegen depressie helpen in zijn ogen tussen de 20 en de 30 procent van de zieken, aldus zijn woordvoerster. Zij benadrukt echter dat medicijnen desondanks wel van belang zijn. „Omdat je van tevoren niet weet bij wie het wel of niet gaat werken.”

Roses hield een pleidooi voor ”pharmacogenomics”, het gebruik van menselijke genetische informatie bij het ontwikkelen van medicijnen. Hij wil de mensen bij wie medicijnen goed aanslaan genetisch identificeren, om daarna mensen die slecht reageren op medicijnen met een eenvoudige genetische test er uit te kunnen halen.

Lekkerkerker erkent dat je op die manier kunt vaststellen wie wel of niet baat heeft bij middelen. „Maar dat is nog toekomstmuziek.” Bovendien benadrukt hij dat er medicijnen zijn die mensen ter preventie gebruiken, zoals sommige middelen tegen hart- en vaatziekten. Daarvan is niet vast te stellen of ze wel of niet werken.