SGP: Kabinet moet tonen dat zakendoen met Israël legitiem is
DEN HAAG. Het kabinet moet helder en zichtbaar tonen dat zakendoen met Israëlische bedrijven volstrekt legitiem en vanzelfsprekend is.
Daar gaat de SGP woensdag op aandringen in een debat met minister Timmermans (Buitenlandse Zaken) over zijn reis in december vorig jaar naar Israël en de Palestijnse gebieden.
De partij vindt dat er door het ontmoedigingsbeleid van het kabinet een kritische en schimmige sfeer is gecreëerd rond het aanknopen van contacten met Israëlische bedrijven. Diverse Nederlandse ondernemingen, waaronder Royal HaskoningDHV, Vitens en PGGM, hebben zich recent teruggetrokken uit Israël.
In antwoord op Kamervragen over zijn reis naar het Midden-Oosten schreef Timmermans vrijdag aan de Kamer dat het kabinet streeft naar versterking van de relatie met Israël. Het juicht samenwerking van Nederlandse bedrijven met Israëlische en Palestijnse partners op bijvoorbeeld het gebied van water toe.
Wel is het kabinet tegenstander van de Israëlische nederzettingen in betwiste gebieden. Het ontmoedigt daarom Nederlandse bedrijven om direct bij te dragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen of aan het faciliteren daarvan.
De Nederlandse ambassade in Tel Aviv en het ministerie van Buitenlandse Zaken hebben in dat kader sinds het aantreden van het kabinet-Rutte II „enkele malen contact opgenomen met Nederlandse bedrijven”, aldus Timmermans. „Dit beleid wijkt niet af van het beleid onder de kabinetten-Balkenende IV en Rutte I.”
De minister kan de Kamer geen overzicht geven van alle bedrijven waarmee is gesproken over het ontmoedigingsbeleid. Evenmin weet hij hoeveel bedrijven hebben afgezien van economische activiteiten in de betwiste gebieden vanwege het ontmoedigingsbeleid.
Enkele fracties in de Kamer hebben van bedrijven vernomen dat er onduidelijkheid bij ze bestaat over het ontmoedigingsbeleid. Ze weten niet precies wanneer ze nu wel en niet zaken zouden mogen doen met Israëlische bedrijven. Volgens Timmermans is het beleid echter „voldoende duidelijk.”
De Kamer had de minister ook gevraagd waarom er voor andere landen, zoals China (wegens de bezetting van Tibet), Turkije (dat de helft van Cyprus bezet houdt) en Marokko (dat de Westelijke Sahara bezet), geen vergelijkbaar ontmoedigingsbeleid geldt als voor Israël.
De situaties in die landen „worden elk op hun eigen merites beoordeeld”, antwoordde Timmermans. „Er is niet alleen beleid ten aanzien van de Palestijnse gebieden, maar ook ten aanzien van andere gebieden. Het kabinet waarschuwt bijvoorbeeld voor het doen van investeringen en zaken in het gebied van de Westelijke Sahara onder de 27e breedtegraad vanwege het conflict over de status van dat gebied.”