EU-onderzoek naar dioxine in handen Nederlands RIVO
Het Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek (RIVO) gaat een onderzoek leiden naar verbeterde onderzoeksmethoden voor dioxine in voedsel en veevoer. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van de Europese Unie. Dit heeft het RIVO maandag aangekondigd.
In 1999 raakte Belgisch kippenvoer besmet met de kankerverwekkende stoffen dioxine en pcb. In Europa bleek toen een groot tekort te zijn aan geschikte laboratoria en aan betrouwbare en betaalbare meetmethoden die dioxinebesmetting snel kunnen vaststellen.
De Europese Commissie heeft een voorstel voor strengere regels over dioxine en pcb’s in voedsel aangenomen. Dit geldt niet alleen voor kip of rundvlees maar ook voor visserijproducten. Om die regels uit te voeren moeten er betere opsporingsmethoden en een grotere opsporingscapaciteit worden ontwikkeld.
Het RIVO werkt in het dioxine-onderzoek samen met acht Europese onderzoeksinstituten en universiteiten.
Uit een onderzoek dat in januari werd uitgevoerd door onderzoeksbureau NFO Trendbox, blijkt dat twee op de drie Nederlanders zich zorgen maken over de veiligheid van levensmiddelen. Het is de eerste enquête in opdracht van de nieuwe Nederlandse Voedselautoriteit (NVA).
Consumenten zijn vooral achterdochtig over vlees en kant-en-klaar producten. Met name kunstmatige toevoegingen en genetische modificatie zijn een bron van zorg.
Nederlanders hebben nu echter wel iets meer vertrouwen in hun voedsel dan in november 2000. Toen wantrouwde 45 procent van de 502 ondervraagden de veiligheid van levensmiddelen. BSE-dreiging en dioxinepaling waren in die tijd volop in het nieuws.
Ondanks de voortdurende BSE-crisis heeft 80 procent van de consumenten nu vertrouwen in de kwaliteit van rundvlees. Verse groenten en zuivel komen met ruim 90 als beste uit de bus.
De vorig jaar ingestelde Nederlandse Voedselautoriteit wil het onderzoek elk kwartaal laten uitvoeren. De resultaten zullen worden gebruikt om te kijken welk effect voedselcrises hebben op het vertrouwen van de consument, en de communicatie over de risico’s van voedsel te verbeteren.