Binnenland

Op islamitische school Ede klinkt elke dag Koranrecitatie

Wie islamitisch onderwijs zegt, zegt algauw bestuursperikelen en radicale invloeden. Maar in de 25 jaar dat Nederland islamitische scholen kent, is er veel veranderd. Een kijkje in groep 6 van basisschool Al Amana in Ede. „Masjallah”, zegt de juf.

Jacob Hoekman
4 February 2014 18:49Gewijzigd op 15 November 2020 08:38Leestijd 10 minuten
Juf Hafsa geeft les aan groep 6. beeld Herman Stöver
Juf Hafsa geeft les aan groep 6. beeld Herman Stöver

Rayan, een meisje met een roze­rode hoofddoek, steekt direct haar vinger op als juf Hafsa vraagt wie een stukje uit de Koran wil reciteren. „Welke soera had je in gedachten, Rayan?” „Soera al-Fatiha”, antwoordt het meisje. De juf knikt, waarna Rayan uit haar hoofd het eerste, korte hoofdstuk van de Koran in het Arabisch laat horen, op de zangerige manier die daarvoor is voorgeschreven. En nog een keer, ditmaal met alle leerlingen tegelijk.

Zo begint juf Hafsa van groep 6 iedere ochtend de dag met haar leerlingen op de Al Amanaschool in de Edese wijk Veld­huizen. En zo doen ook de andere leerkrachten het.

Daarna komen de gewone vakken aan de beurt. Op het bord in groep 6 staat het lesprogramma voor vandaag. Begrijpend lezen, rekenen en om 12.45 uur het gebed. Maar eerst het wekelijkse uur godsdienst­onderwijs. Het lesuur zal gaan over de boeken en profeten van Allah, legt juf Hafsa uit aan de negentien kinderen.

Islamitische theologie

De juf, gekleed in een lange groene jurk tot op de grond en een zwarte doek daaroverheen die alleen het gezicht vrijlaat, is zelf van autochtone afkomst. Nadat ze zich tot de islam bekeerde, verdiepte ze zich meer en meer in de islamitische theologie. Nu is ze, behalve leerkracht van groep 6, ook de bewaker van de islamitische identiteit van de school. Identiteitscoördinator, heet die functie op Al Amana.

„Waar hebben we het vorige week over gehad?” vraagt ze aan haar klas. Een meisje met een blauwe hoofddoek –alle meisjes dragen vanaf groep 5 verplicht een hoofddoek– weet het antwoord: „Over het geloof in de engelen, en wat ze allemaal doen”, zegt ze met een verlegen stemmetje.

Juf Hafsa knikt. „En over de 99 schone namen van Allah”, brengt ze in herinnering. Op het digibord laat ze een filmpje van YouTube zien. Zangerig en in het Arabisch klinken de namen alle 99 door de klas. Daarna krijgen sommige leerlingen een beurt en mogen ze proberen zo veel mogelijk van de namen op te noemen. Want dat was het huiswerk: de namen van Allah leren.

Yasmine gaat het proberen. Ze komt tot de achtste naam: Al-Aziz, de machtige. Hamza weet ook de negende: Al-Jabbar, de krachtige. „Masjallah”, zegt de juf. Allah heeft het gewild, betekent dat letterlijk. Maar in de praktijk geldt het vooral als compliment: goed gedaan!

Onrust in besturen

Al Amana is, zoals vrijwel elke islamitische school in Nederland, aangesloten bij de ISBO, een islamitische koepelorganisatie van schoolbesturen. Maar verder is de Edese school een zogeheten eenpitter, met een bestuur waar geen andere scholen onder hangen.

Dat was in het verleden anders: toen was de school onderdeel van de groep van islamitische Simonscholen, die verspreid over het oosten van Nederland te vinden zijn. Maar er waren „problemen in het bestuur en de directie”, licht directeur Karim Salihi toe. „De school is toen overgedragen aan de ouders.”

Zo is het de achterliggende jaren vaak gegaan – té vaak, vindt directeur Yusuf Altuntas van koepelorganisatie ISBO. „We willen niet steeds weer onrust in besturen, dat moet op een gegeven moment ophouden. Het jaar 2008 was voor ons de druppel. Toen hebben we gezegd: Dit mag nooit meer voorkomen.”

Altuntas doelt op een snoeihard rapport van de onderwijsinspectie uit dat jaar. Bij 86 procent van de islamitische school­besturen waren er toen problemen met de besteding van overheidsgeld. Er stonden familie­leden op de loonlijst die nooit iets voor de school uitvoerden, er werd voor tonnen uitgegeven aan tripjes naar Saudi-Arabië en er bleken connecties te bestaan tussen bestuursleden en radicale organisaties in Arabische landen. Een islamitische school is een „school met den heibel”, zo oordeelden betrokkenen.

Geen millimeter ruimte

Maar die tijd lijkt grotendeels voorbij. De ISBO heeft onder leiding van Altuntas de touwtjes strakker aangetrokken. Er zijn nieuwe richtlijnen voor goed bestuur gekomen. Schoolbesturen die zich daar niet aan houden, worden uit de koepel gezet.

Onlangs gebeurde dat nog met islamitische basisschool De Roos in Zaandam. Eerder al werd As Siddieq uit Amsterdam, de meest orthodoxe van alle islamitische scholen, uit de koepel geweerd. Deze scholen gaan zelfstandig verder. In totaal staan acht van de ruim veertig islamitische basis­scholen buiten de ISBO. „Als er op die scholen een bestuur komt dat onze principes wél wil overnemen, zijn ze welkom”, zegt Altuntas. „Maar er is geen millimeter ruimte meer voor uitzonderingsgronden.”

Die houding was veel eerder nodig geweest, zegt dr. Geert Driessen, specialist op het gebied van islamitisch onderwijs aan de Radboud Universiteit Nijmegen. „De ISBO had er meer bovenop moeten zitten.”

Driessen vindt dat het nog altijd beter kan op de moslimscholen. „De kinderen moesten op eigen scholen veel beter gaan presteren, was de gedachte. Maar dat ”veel beter” zie ik nog niet echt gebeuren.”

Excellente scholen

Wel nam het aantal zwakke en zeer zwakke islamitische scholen, mede door de nieuwe, strakke lijn van de ISBO, de afgelopen vijf jaar drastisch af. Er kwamen in plaats daarvan scholen die piekten. Afgelopen maand kreeg basisschool Al Qalam in Gouda het felbegeerde predikaat ”excellente school”. Vorig jaar waren er zelfs twee excellente islamitische basisscholen.

Een excellente school worden, dat is ook een droom van directeur Salihi van Al Amana. „Dat willen we absoluut. We focussen sterk op kwaliteit.” In vergelijking met andere scholen doet Al Amana het goed: de laatste Cito-score van groep 8 lag op 543, de hoogste score van Ede.

Salihi zegt het niet zonder trots; hij heeft er dan ook hard aan getrokken. „Van onze leerlingen komt 69 procent uit een gezin waar de ouders laagopgeleid zijn. Er is dus behoorlijk wat problematiek op het gebied van taal en sociaal-emotionele ontwikkeling.”

Met allerlei methodes gaat Salihi die achterstanden te lijf. Daarbij probeert hij de ouders direct bij de school te betrekken, iets wat niet echt vanzelf gaat. Vooral vaders laten het in het islamitische onderwijs nogal eens afweten. „We willen dit jaar vijf vaderavonden organiseren, speciaal voor hen. Ik ben benieuwd hoe dat gaat lopen”, zegt de directeur. „Als ouders hier komen, citeer ik vaak een islamitisch spreekwoord: Eén hand klapt niet. Ik vraag van hen om actief mee te helpen; ik kan geen wonderen verrichten.”

Marokkaanse komaf

Op Al Amana is de grootste groep leerlingen, ongeveer de helft, van Marokkaanse komaf. Verder zijn er kinderen met onder meer Somalische, Turkse, Egyptische en Iraakse wortels, en een kleine groep kinderen van Nederlandse bekeerlingen.

De meeste islamitische scholen in Nederland hebben ook niet-islamitische leerkrachten voor de klas staan. Op Al Amana is dat niet anders. „Kijk”, wijst Salihi door het raam van groep 5, terwijl hij een rondleiding geeft. „Dat is meester Gert. Die is geen moslim.”

Salihi vindt het een pre dat er ook niet-moslims op school werken. „In de samenleving komen de kinderen ook niet uitsluitend moslims tegen. Alleen de godsdienstles mag op school niet door een niet-moslim gegeven worden.”

De directeur neemt de godsdienstlessen zeer serieus: hij is, met steun van de ISBO, bezig een nieuwe lesmethode te ontwikkelen. Daaraan geeft hij de voorkeur boven de methode die, met subsidie van het ministerie, in 2007 gereedkwam en ook door de ISBO verspreid wordt. Die methode „heeft geen duidelijke structuur en heeft ook geen werkboekjes voor de leerlingen”, legt Salihi uit.

De aanleiding voor het maken van de oude lesmethode was juist dat godsdienstleraren vaak hun eigen, door religieuze organisaties beïnvloed lesmateriaal samenstelden. Dat leverde soms elementen op die haaks stonden op de integratie. Veiligheidsdiensten deden er kort na de eeuwwisseling onderzoek naar.

„Destijds werden allerlei vage figuren uit Turkije en Marokko ingevlogen voor godsdienstonderwijs”, zegt onderzoeker Geert Driessen van de Radboud Universiteit. „Die spraken vaak geen Nederlands en hadden ook geen onderwijsbevoegdheid.”

Volgens hem is het tij wat dat betreft gekeerd. „In het begin was het merendeel van de scholen redelijk of zelfs sterk orthodox, omdat ze in hoge mate gericht waren op het herkomstland. Dat is minder geworden, hoewel ik de scholen nog altijd aanraad om meer openheid te geven. Laat maar zien wat er allemaal gebeurt, zeker ook op het gebied van de islam.”

Thora

In groep 6 is de les over de boeken en profeten van Allah nog aan de gang. Het valt voor de kinderen nog niet mee om erachter te komen welke boeken allemaal van Allah zijn. De Koran, dat is glashelder voor hen. Maar verder? „De Bijbel?” probeert een leerling. „Heel goed”, zegt de juf, „en wie weet hoe het boek van de joden heet?”

Bij een jongetje verschijnen diepe denkrimpels. „Kunt u de eerste letter zeggen?” Juf Hafsa glimlacht. „Een t”, geeft ze toe. „De Thora!” weet dan een leerling. Het is het goede antwoord.

De antwoorden staan ook in het werkboekje dat de leerlingen even later uitgedeeld krijgen. Het hoort bij de godsdienstmethode van de directeur.

Het werkboekje zet op een rij welke boeken Allah geopenbaard heeft en waarom de joodse en de christelijke boeken niet meer gebruikt mogen worden. „De Boeken raakten kwijt, of de mensen veranderden steeds een beetje wat erin stond”, aldus de tekst van de les. „Daardoor gingen mensen van de Rechte Weg af en begonnen ze verkeerde dingen te doen.” Wat die verkeerde dingen vanuit islamitische optiek zijn, staat er ook in: het aanbidden van Jezus naast Allah. En, opmerkelijk: volgens het werkboekje geloven christenen dat Allah drie is, „samen met Jezus en de engel Gabriël.”

Uitglijder

Zo uitvoerig behandelt juf Hafsa de stof deze ochtend niet in haar klas, wat haar op het punt van de Drie-eenheid in elk geval voor een uitglijder behoedt. Gabriël wordt vanuit islamitisch perspectief overigens wel de Geest van Allah genoemd. „De fout is al gesignaleerd”, laat directeur Salihi weten. „De lessen zijn een concept. Dit soort dingen wordt eruit gehaald voor de methode naar de drukker gaat.”

De schooldirecteur vindt niet dat zijn godsdienstmethode integratie in de weg zou staan. „Integendeel. Hier leren de kinderen bewuster over de samenleving dan op veel andere scholen. Met Kerst vieren we geen feest, maar we vertellen er wel over.”

De godsdienstles is voorbij. Overal gaan deuren van klassen open. Kinderen lopen uitgelaten door de gangen. Ze hebben allang geen oog meer voor de kunstige, hoekige figuren die op de ramen zijn aangebracht. „We hebben ons laten inspireren door het bekende Moorse paleis Alhambra in Spanje”, zegt directeur Salihi. „Dit was vroeger een christelijke school. Met dit soort aanpassingen proberen we onze eigen identiteit tot uitdrukking te brengen.”

Groep 6 stroomt leeg. Op tafel staan pakjes drinken en broodtrommels te wachten voor de lunch. Op een prikbord hangt een aantal gedragsregels. Ook daarin komt de identiteit tot uitdrukking. Een groot vel papier is erboven geprikt. „Weet jij dat Allah jou ziet?”

De kinderen haasten zich erlangs. Het verlangen naar het einde van de les is op iedere school hetzelfde.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer