Wilders werd in 2011 vrijgesproken van het aanzetten tot haat tegen en discriminatie van moslims, niet-westerse allochtonen en Marokkanen en het zich beledigend uitlaten over moslims vanwege hun geloof. Spong vond echter dat de Hoge Raad moest bepalen of een lagere rechter het recht goed had uitgelegd. Maar volgens de procureur-generaal is er geen reden om zogeheten cassatie in het belang der wet in te stellen tegen het vonnis van de rechtbank in Amsterdam.

Spong zag in een rapport van de Raad van Europa wel aanleiding voor die stap. In dat rapport, dat vorig jaar oktober verscheen, staat dat Nederland niet genoeg doet tegen racisme en wordt ook zorg geuit over een bepaalde interpretatie in de zaak-Wilders. Spong hoopte dat via een oordeel van de Hoge Raad tenminste vastgesteld zou worden dat de gewraakte teksten van Wilders „wel haatzaaiend” zijn. Maar volgens de procureur-generaal werpt het rapport geen ander licht op de vraag of er goede redenen zijn om het verzoek van de advocaat in te willigen. Hij zal daarom niet in cassatie gaan.

Wilders vindt dat een terecht besluit, zo liet hij in een reactie aan persbureau ANP weten. „En nog geen 100.000 cassatieverzoeken of rechtszaken van Spong, Rabbae, moskeeverenigingen of anderen zullen me stoppen te vinden wat ik vind”, stelde hij.