Veel vragen, genoeg antwoorden
Het irritante van christenen is dat ze op alle grote vragen antwoorden denken te hebben.
Is zo’n verwijt geheel ongegrond? Maken we als christenen niet vaak een betweterige indruk en vervreemden we ons daardoor niet van anderen die met veel vragen en tastend hun weg door het leven gaan? Het is een vraag om diep over na te denken. Onlangs hoorde ik prof. dr. Kees van der Kooi (dogmaticus aan de VU) betogen dat christenen misschien juist wel meer vragen hebben dan ongelovigen. Christelijk geloof roept eerder problemen op dan dat het overal antwoord op geeft. Maar, zo voegde Van der Kooi hieraan toe, het geloof geeft wel genoeg antwoorden om het met die vragen uit te kunnen houden.
Hij verwees naar de betekenis van het Griekse woord ”eupaideia”, dat staat voor de goede wijze van opvoeden. Het gaat om het onderscheid leren maken tussen vragen waar men wel, en vragen waar men geen antwoord op krijgt. Voor het gesprek van christenen met andersdenkenden in onze tijd is het van groot belang om duidelijk aan te geven welke diepe vragen we met hen delen.
Vragen rond de raadsels van de geschiedenis en de levensverhalen van mensen bijvoorbeeld. In die gemeenschappelijke verlegenheid is er dan vervolgens gelegenheid om te getuigen vanuit de antwoorden die we gevonden hebben in Gods grote Verhaal van schepping, verzoening en voltooiing. Het geloof in Gods grote verhaal lost de raadsels in onze kleine verhalen niet op, maar zet deze wel in een hoopvol perspectief.
Confrontatie
Grote vragen zijn er ook rond de wetenschap. Onlangs heeft dr. Jos de Kock, docent educatie en catechetiek aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU), gesteld dat er binnen de christelijke gemeente tussen jong en oud een open gesprek moet plaatsvinden over de vele punten waar geloof en wetenschap met elkaar lijken te botsen. Daarbij is het volgens De Kock belangrijk dat ouderen en volwassenen durven zeggen dat zij het antwoord soms ook niet weten. Dat kan denk ik inderdaad, binnen het kader van onvoorwaardelijke aanvaarding van het gezag van de Schriften als Woord van God. We beoefenen dan een ”docta ignorantia”, een geleerde onwetendheid. Bescheiden, omdat we onderweg zijn en ten dele kennen. Maar toch ook beslist, vanwege de dingen die voor ons als leerlingen van de Schrift en van de Heilige Geest volkomen zekerheid hebben.
De huidige aandacht voor apologetiek, ook in het Reformatorisch Dagblad, hangt samen met het gegeven dat in onze Nederlandse cultuur een meerderheid van de bevolking sceptisch of zelfs afwijzend staat tegenover de waarheidsaanspraken van de Bijbel. Er worden grote vraagtekens gezet niet alleen bij de scheppingsberichten in Genesis 1-3, maar evenzeer bij alle wonderen in de Schrift, tot en met de heilsfeiten zoals de lichamelijke opstanding en de persoonlijke wederkomst van Christus toe. We moeten ons goed realiseren dat hierdoor het klimaat waarin onze kinderen opgroeien fundamenteel verschilt van dat waarmee vorige generaties te maken hadden.
Uiteraard is het de roeping van ouders om hun kinderen een beschermde opvoeding te geven en bij de schoolkeuze de christelijke identiteit van de school het zwaarst te laten wegen. Maar vroeg of laat krijgen onze kinderen, zeker als ze de talenten hebben om te kunnen doorstuderen, de volle storm van kritische beschouwingen over zich heen. We dienen hen daarop zo goed mogelijk voor te bereiden door als ouders en opvoeders zelf het voortouw te nemen, door een begeleide confrontatie van onze kinderen met dergelijke theorieën en opvattingen. Zo kunnen ze later beslagen ten ijs komen. En als dit soms voor ouders te veel gevraagd is, ligt hier bij uitstek een taak voor kerk en school. Wanneer onze jeugd niet alleen de christelijke antwoorden vroegtijdig leert, maar er ook in geoefend wordt met openstaande vragen te leven, wordt bij hen al in de kinderschoenen een apologetische houding en beginnende vaardigheid aangebracht. Jong geleerd is oud gedaan.
Dialoog
Ik geef enkele voorbeelden. Ik denk dat het geen kwaad kan om met opgroeiende kinderen te bespreken dat er passages zijn in de Bijbel waar we zelf grote vragen bij hebben. Denk aan de opdracht die God gaf in het Oude Testament om het volk van de Kanaänieten uit te roeien, waarbij ook vrouwen en kinderen niet werden gespaard. En dat terwijl God Zich in Christus heeft geopenbaard als de God van bodemloze liefde Die geen vreugde schept in de dood van de goddeloze, maar daarin dat de goddeloze zich bekeert en leeft.
Verder kunnen we er met hen over spreken dat er veel in de Bijbel staat wat niet door God wordt goedgekeurd. Ik denk aan allerlei wreedheden, aan veelwijverij, aan discriminatie van de vrouw, aan slavernij enzovoorts. Het is goed om eerlijk met de kinderen te bespreken dat in de kerk lange tijd gedacht werd dat de aarde zich in het midden van het heelal bevond. En dat wetenschappelijk onderzoek inmiddels veel gegevens heeft aangedragen die erop wijzen dat de aarde zich als een klein stipje in een onmetelijk heelal bevindt.
Bij dit alles staat het geloof in de betrouwbaarheid van Gods openbaring voorop. De juiste uitleg van de Schrift kan per definitie niet strijdig zijn met de rechte interpretatie van wetenschappelijke gegevens. Het omgekeerde is evenzeer het geval. Dat betekent niet dat we de harmonie tussen de Bijbelse uitspraken en de wetenschappelijke gegevens over bijvoorbeeld het begin van mens en wereld altijd helder voor ogen hebben. Het betekent wel dat een eerlijke dialoog tussen geloof en wetenschap onbevangen kan worden gevoerd. Het geloof behoeft zich door de wetenschap niet bedreigd en de wetenschap hoeft zich door het geloof niet beknot te voelen. Het mag onze jongeren duidelijk zijn dat er van strijdigheid tussen geloof en wetenschap ten principale geen sprake is, hoezeer ook bepaalde geloofsopvattingen en bepaalde wetenschappelijke theorieën met elkaar botsen.
De conclusie die we kunnen trekken is dat er voor christenen geen aanleiding is om betweterig over te komen, alsof er geen spannende en prangende vragen meer zijn. Tegelijk is er alle reden om vol overtuiging te spreken vanuit het voldoende houvast dat Gods openbaring ons geeft om te midden van de vragen koers te houden.
Prof. dr. J. Hoek, bijzonder hoogleraar gereformeerde spiritualiteit aan de Protestantse Theologische Universiteit. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl