Gezindte bepalend voor toekomst eigen scholen
Zolang de gereformeerde gezindte een allesomvattende en innerlijk consistente levensbeschouwing heeft, zal er reformatorisch onderwijs zijn, betoogt drs. W. J. de Potter.
In deze krant wordt regelmatig geschreven over het reformatorisch onderwijs. Vaak is de teneur van de verhalen dat de ruimte voor dergelijk onderwijs door de overheid wordt beperkt. Het is echter ook goed om naar onszelf te kijken. Daar ligt een groter risico dan bij de overheid.
Als we het hebben over het reformatorisch onderwijs, gaat het vooral over de identiteit van de scholen. Wat is eigenlijk identiteit? Identiteit is levensbeschouwing. Ieder mens heeft een levensbeschouwing. Die van de gemiddelde postmoderne Nederlander bestaat alleen uit wat levensbeschouwelijk knip- en plakwerk. Je kunt dat onder meer zien aan de verkiezingsuitslagen. Vroeger had je mensen die hun hele leven in hart en nieren socialist waren. Tegenwoordig shopt men net zo makkelijk van de PvdA naar de PVV of naar D66. Het is de vraag of er dan van een consistente identiteit kan worden gesproken.
Juist onze jongeren hebben consistentie, eenheid, samenhang en structuur nodig om hun plaats in de maatschappij te kunnen innemen. Dat roept de vraag op: Hoe sterk is onze reformatorische identiteit? Die vraag laat ik nog even onbeantwoord.
Toekomst
Regelmatig wordt de vraag opgeworpen: hoe lang zal het reformatorisch onderwijs nog bestaan? Veelal wordt dat dan afhankelijk gesteld van het overheidsbeleid. Echter, er is geen land ter wereld waar het op de Bijbel gegronde onderwijs zo veel ruimte heeft als in Nederland. Volgens mij is het voortbestaan van het reformatorisch onderwijs (menselijkerwijs gesproken, want de Heere regeert) meer afhankelijk van onszelf dan van de overheid. Zolang onze gezindte een allesomvattende en innerlijk consistente levensbeschouwing heeft, zal er reformatorisch onderwijs zijn. Op welke manier dan ook.
De reformatorische scholen meten zich graag aan het protestants-christelijke onderwijs. U weet wel, de scholen waar de christelijke identiteit zo is verwaterd. Die verhalen kennen we allemaal. Soms vertellen we ze om daarmee, toch wel een beetje zelfgenoegzaam, te onderstrepen hoe blij we moeten zijn met ons reformatorische onderwijs. Onze identiteit is gewaarborgd, denken we.
Als we er echter een meetlat naast leggen, is onze gezindte –dat zijn wij– zwakker dan we denken. Dit ondanks het feit dat de SGP bij het herfsttakkoord opnieuw een sleutelrol had, de kerkdiensten goed worden bezocht en er grote reformatorische scholen zijn.
Als we de thermometer leggen bij een aantal dieperliggende zaken komt een ander beeld naar voren. Neem zaken als: de kwaliteit van de godsdienstige opvoeding, de overeenkomst tussen leer en leven, de levende betrokkenheid op Gods Woord, wereldgelijkvormigheid, materialisme, onze bewogenheid met de onkerkelijke medemens, het kunnen omgaan met verschillen in onze eigen gezindte enzovoort. Als we daarop letten, is er alle reden om de hand allereerst in eigen boezem te steken in plaats van naar onze overheid te kijken.
Verlies
Als we het over secularisatie hebben, dan bestaat nogal eens de neiging om naar onkerkelijken te kijken. Steeds minder mensen gaan naar de kerk. Steeds meer christelijke elementen verdwijnen uit het publieke domein.
Maar ook onze gezindte en onze scholen zijn doelwit van secularisatie. Geloof en leven liggen soms uit elkaar. We noemen onszelf christenen, maar zijn we ook daadwerkelijk van Christus?
Als we in de spiegel kijken, dan moet niet alleen de wereld rondom ons gewonnen worden. We moeten ook zelf worden gewonnen. Hoe? Door onszelf te verliezen in de Ander. Dat weerhoudt ons van gearriveerdheid. Dan zijn we op weg om een christelijke school te worden.
We hoeven dus niet zelf onze perfecte reformatorische scholen in stand te houden. Die zijn er immers niet. Perfect zullen onze scholen in deze zondige werkelijkheid ook nooit worden. Wat overigens niets afdoet aan onze verantwoordelijkheid.
Perspectief
Onze scholen gaan niet ten onder aan het overheidsbeleid. Het risico ligt bij onszelf. Maar toch is er hoop, want de Heere regeert. De Heere kan immers krachtig werken in onze zwakte. In de Bijbel staan hiervan vele voorbeelden.
Na een periode van zelfoverschatting, institutionalisering en kerkelijke verdeeldheid moeten we terugkeren naar de grond van ons bestaan.
Onze gezindte is niet het lichtende licht in onze samenleving dat we Bijbels gezien zouden moeten zijn. Onze reformatorische scholen zijn dat evenmin. Waarom niet? Omdat wijzelf niet of te weinig lichtend licht en zoutend zout zijn.
We hebben dus nog geen christelijke scholen. Maar ze zijn, op z’n best, op weg om het te worden. Dat moeten we leren, iedere dag weer. De grote troost is dat de Heere ons dat nog wil leren in Zijn neerbuigende goedheid. Dat is het grote perspectief voor het reformatorisch onderwijs.
De auteur is voorzitter van het college van bestuur van het Hoornbeeck College en het Van Lodenstein College.