Van zieke man naar grote monsieur
Terwijl de wereldeconomie –ook die van Europa– aarzelend uit het dal klimt, blijft Frankrijk achter. De Franse economische groei zal dit jaar naar verwachting maar de helft zijn van die van Duitsland.
Toch is deze kortetermijnontwikkeling volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling echt anders dan hoe Europa er over vijftig jaar uitziet. Frankrijk is dan naar verwachting de grote monsieur van Europa. Ondenkbaar wellicht vanuit de huidige economische constellatie. Maar vooral op basis van demografische ontwikkelingen wel verklaarbaar.
In de afgelopen jaren zijn al verschillende landen bestempeld tot de ”zieke man van Europa”. Nederland figureert tegenwoordig vaak in dit rijtje. En vlak Frankrijk ook niet uit: een economische groei die maar moeizaam van de grond komt, een werkloosheid van meer dan 11 procent, een bescheiden tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans en nog steeds krimpende investeringen. De kurk waar de Franse economie op drijft, is al een paar jaar de binnenlandse consument. Die blijft, gesteund door een solide vermogenspositie, manmoedig geld uitgeven. Een lastig model. En daar waar president Hollande –tussen allerlei meer de aandacht trekkende privébeslommeringen door– een aantal hervormingen heeft aangekondigd die in de goede richting wijzen, behelst de diagnose van Frankrijk toch vooral een economie die niet concurrerend genoeg is en een overheid die er niet in slaagt de financiën op zowel de lange als de korte termijn echt op orde te krijgen.
Nee, dan Duitsland. Het privéleven van de politieke leiders lijkt wel te worden weerspiegeld in het huidige economische beleid. Op dat van Merkel is hoegenaamd niets aan te merken. Beetje saai. En dat geldt ook voor de Duitse economie. Sterk concurrerend en de afgelopen jaren vooral door de export gegroeid, een overschot op de overheidsbegroting en stabiele en relatief lage werkloosheid. Wat wil je nog meer in deze tijden? Je zou weliswaar kunnen zeggen dat deze manier van groei parasiteren op het buitenland is. Maar inmiddels is de basis van de Duitse economische groei aanzienlijk verbreed. De lonen stijgen, zodat de binnenlandse bestedingen verder kunnen toenemen. Dat dit ten koste kan gaan van de exportpositie hoeft niet zo erg te zijn. Dat kan Duitsland wel lijden.
Waar in Duitsland economisch gezien bijna alles goed gaat, is dat in Frankrijk dus heel anders. Maar let wel: het gaat dan om een momentopname. Want de groeivooruitzichten voor de lange termijn laten iets totaal anders zien: de wereld op zijn kop! De Duitse bevolking neemt de komende jaren alleen maar af. Van de 81 miljoen Duitsers in 2013 houden we er over vijftig jaar nog maar 66 miljoen over. Voor Frankrijk geldt precies het omgekeerde: een stijging van het aantal inwoners van bijna 66 miljoen naar 73 miljoen. Hierdoor, en door een iets achterblijvende structurele groei, neemt het Duitse bbp- volume jaarlijks met slechts 1 procent toe, terwijl de Franse groei meer dan 2,5 procent zal bedragen. Waardoor Frankrijk over vijftig jaar de grootste economie van de eurozone is. Als die dan nog bestaat.
Deze tegengestelde economische ontwikkeling heeft nogal wat consequenties, ook voor het nu te voeren beleid. Beide landen zijn niet goed voorbereid op de vergrijzing, maar het Duitse demografische probleem is aanzienlijk groter dan de economische knelpunten van Frankrijk. Meer mensen in een land betekent ook dat de collectieve lasten over meer mensen worden verdeeld en daardoor beter betaalbaar zijn. De grote verschillen in groeipotentieel zorgen ervoor dat de collectieve schuld die nu is gemaakt voor Frankrijk minder zwaar weegt dan voor Duitsland.
Alleen staren naar de huidige economische prestaties van Frankrijk is dan ook misleidend. Op lange termijn is het groeipotentieel van de economie groter dan bijvoorbeeld dat van Duitsland. Dat Frankrijk hervormingen nu niet snel doorvoert, is daarbij wel een probleem dat nog jaren kan doorwerken. Maar ja, dat heb je met Fransen. Die nemen het meestal niet zo precies, maar doen alles met de Franse slag. Zo ook het economisch beleid.
De auteur is hoofd nationaal onderzoek bij Rabobank Nederland.