Laat Schriftgebruik transparant zijn
Het hanteren van het sola Scriptura als instrument om je absolute gelijk te claimen, is onhoudbaar en onvruchtbaar, reageert dr. P. M. Wisse op dr. M. Klaassen.
Dr. M. Klaassen schreef een uitvoerig artikel over het sola Scriptura (RD 11-1). Mijn opvattingen spelen in dat artikel een belangrijke rol. Graag wil ik daarom iets van de achtergronden van die opvattingen schetsen en tegelijkertijd ingaan op een aantal opmerkingen in het artikel van Klaassen.
Bedreiging
Als ik het artikel op me laat inwerken, bekruipt me het gevoel dat Klaassen mijn opvatting vooral ziet als een bedreiging. Als aan de betrouwbaarheid van de Bijbel zou worden getwijfeld, staat uiteindelijk ook de betrouwbaarheid van God op het spel, want die twee horen bij elkaar, zo stelt Klaassen.
Aan het einde van zijn bijdrage verbindt Klaassen die gedachte met het sola Scriptura. Met het sola Scriptura staat of valt de Reformatie en in feite ook het hele christelijke geloof, meent hij.
Ik zou dat allemaal ondergraven. Bovendien is niet alleen de zaak zelf een gevaar voor het geloof; dat zou ook gelden voor mijn persoon. Van die associatie tussen de zaak en mijn persoon zou ik afstand willen nemen. Ze dient de zaak niet.
Ik wil overigens allerminst beweren dat de meningen die ik te berde breng „onschuldig” zijn. Maar dat geldt evengoed voor die van dr. Klaassen. Theologische stellingnames zijn nooit waardevrij en daarmee nooit „onschuldig.” Ook de manier waarop theologie bedreven wordt, is als zodanig niet onschuldig.
Ik heb bijvoorbeeld een vraag bij de manier waarop Klaassen in dit artikel theologie bedrijft. Is een schets van de afwijzing van het sola Scriptura als de bron van alle kwaad een vruchtbare manier om om te gaan met de problematiek van Schriftgebruik in de theologie en in de kerk? Of wordt er juist ook in de manier van theologie bedrijven geloof gevraagd dat verder gaat dan het vasthouden aan theologische tradities?
Verder vraag ik me af of dat geloof een geloof is in een boek, of in de God van dat boek. Ik houd het graag op het laatste. Dan kan het toch niet zo zijn dat iets dat werkelijk zó niet in dat boek staat, het sola Scriptura uit de Reformatie, de enige manier is waarop dat godsvertrouwen vorm kan krijgen?
Schriftbewijs
Klaassen zegt heel behartigenswaardige dingen, met name over het vertrouwen dat we mogen hebben dat God in de Bijbel tot ons spreekt. Met de stelling van Klaassen dat het in de Reformatie bepaald niet om een ”nuda Scriptura” ging, ben ik het ook helemaal eens, al verschillen we van mening over de taxatie van het verschil tussen ”nuda Scriptura” en ”sola Scriptura”. Dat heeft te maken met een aspect waarop ik in mijn discussie met Klaassen in het Nederlands Dagblad en op mijn blog heb gewezen. Klaassen beperkt zich geheel tot een beschrijving van wat hij ziet als het reformatorische Schriftprincipe, terwijl mijn aandacht juist veelmeer uitgaat naar het praktische Schriftgebruik.
Wat ik waarneem, zowel bij het geven van Schriftbewijs door gereformeerde theologen als in preken door predikanten, is een praktiseren van het sola Scriptura dat mij onhoudbaar lijkt. Het sola Scriptura wordt gebruikt als een instrument om een absoluut gelijk voor een opvatting te claimen: ik heb gelijk want zo staat het in de Bijbel. Of dat de diepste bedoeling van het sola Scriptura is geweest, doet eigenlijk minder ter zake.
Het is een wijdverbreide praktijk om over geloofsstandpunten te discussiëren in termen van ”Bijbels” of ”on-Bijbels”. Het vervelende daarvan is dat, wil je je punt kunnen maken, je je eigen rol bij het interpreteren van die Bijbel even tussen haakjes moet zetten. Je moet doen alsof jouw uitleg van de Bijbel de enige juiste is.
Oprechtheid
Dat tussen haakjes zetten van je eigen rol lijkt mij onhoudbaar, omdat in de praktijk blijkt dat die rol er altijd is. Dat tussen haakjes zetten is ook onvruchtbaar. Theologen hebben bijvoorbeeld vaak motieven voor een bepaalde interpretatie of selectie van teksten die ik graag zou willen onderzoeken om ervan te leren. Dat moffelen ze nu weg omwille van hun theologische gelijk.
Je eigen rol zichtbaar maken, is overigens bijzonder nuttig omdat het je er bijvoorbeeld als voorganger voor kan behoeden om steeds vanuit hetzelfde vanzelfsprekende denkkader Bijbelteksten te selecteren en die vervolgens uit te leggen. Daardoor ontstaat grote eenvormigheid in de verkondiging van het Evangelie.
Uiteindelijk is daarom het zichtbaar maken van jouw belang, jouw rol, een zaak van gelovige oprechtheid en dus inderdaad niet onschuldig.
De auteur is universitair docent dogmatiek en oecumene aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.