Vader der ouden van dagen
Titel:
”Willem Drees 1886-1988. Gedreven en behoedzaam. De jaren 1940-1948”
Auteur: Hans Daalder
Uitgeverij: Balans, Amsterdam, 2003
ISBN 90 5018 615 7
Pagina’s: 528
Prijs: € 35,-. Zijn oom Frits had het al vaak gezegd: „Wim wordt nog eens minister.” Dat bleek een profetisch woord. Oom Frits mocht het niet meer meemaken, maar zijn neef werd minister van Sociale Zaken en later zelfs premier. In die periode groeide hij uit tot Nederlands meest bewonderde bewindsman. Dr. Willem Drees, vader der ouden van dagen.
In de chaotische toestand na de Tweede Wereldoorlog moest er snel een kabinet komen om het land weer op orde te krijgen. Een van de formateurs van het eerste naoorlogse kabinet was de sociaal-democraat Willem Drees (1886-1988). De aanwijzing van de SDAP’er was een voor de hand liggende keus, schrijft de politicoloog Hans Daalder in ”Gedreven en behoedzaam”, het eerstverschenen deel van een vierdelige biografie over de oud-minister en gewezen premier.
Drees had voor de oorlog veel politieke ervaring opgedaan. Allereerst in de Haagse gemeenteraad, later als wethouder in diezelfde plaats en als lid van de SDAP-fractie in de Tweede Kamer. Tijdens de Duitse bezetting zat Drees in allerlei illegale politieke overlegcomités en commissies. In 1945 was hij dus al een ervaren politicus. Hij voldeed bovendien aan de wens van onder andere koningin Wilhelmina dat de nieuwe regering zo veel mogelijk moest worden gevormd uit hen die de bezettingstijd hadden meegemaakt, stelt Daalder.
De vorstin was overtuigd van Drees’ bekwaamheid als bestuurder, maar erg enthousiast over het ministerschap van Drees was ze niet. Hij zou niet vernieuwend genoeg zijn en geen geestelijke inhoud hebben. De moeder van Drees toonde minder terughoudendheid toen haar „innig geliefde” zoon minister werd. „Oom Frits heeft vaak gezegd, Wim wordt nog eens minister.” Ze keek erg op tegen het ambt van haar kind. „Ik kan mij dat niet altijd indenken, mijn eenvoudige, bescheiden jongen zoo hoog baantje.”
Partijgenoot Albarda waarschuwde voor de zware klus die Drees te wachten stond. „Je hebt een zeer moeilijke taak op je genomen.” Die woorden bleken al snel realiteit. Het eerste naoorlogse kabinet, waarvan Drees deel uitmaakte, moest van het economisch en financieel zeer zwaar getroffen Nederland weer een bewoonbaar land maken.
Omdat fabrieken waren verwoest, voorraden waren weggevoerd, vrachtwagens, bussen, auto’s en fietsen waren weggenomen, de koopvaardijvloot gehalveerd en een kwart miljoen mensen was omgekomen, bleek de wederopbouw haast een onmogelijke opgave. Terugkijkend op dertien jaar ministerschap moest Drees concluderen dat hij nooit harder heeft gewerkt dan in het eerste jaar na de bevrijding. „Er was ontzaglijk veel te regelen in die eerste chaos.”
Faam
Ook daarna kon Drees de handen volop uit de mouwen steken. Hoofdtaak voor de sociaal-democraat werd de loonpolitiek en het daaraan gebonden arbeidsvoorwaardenbeleid. Veel belangrijker voor de herinnering aan Drees waren echter zijn inspanningen om een oudedagsvoorziening voor alle bejaarden te regelen. Hij legde daarmee de basis voor de verzorgingsstaat. „Meer dan enige andere verrichting heeft de Noodwet ouderdomsvoorziening Drees’ faam en betekenis op het gebied van de sociale zekerheid bepaald”, schrijft Daalder.
Het kabinet had haast met het regelen van de uitkeringen. Drees legde daarom al in 1946 een wetsvoorstel voor aan het parlement. Zijn wetsontwerp ging uit van een voorziening voor alle ouderen. Erg gul kon Drees niet zijn. De toestand van de schatkist noopte hem tot uiterst karige uitkeringen. Hij verzette zich daarom met hand en tand tegen de Kamer, die op hogere uitkeringen aandrong.
Het parlement ging in 1947 akkoord met zijn wetsvoorstel, tot grote tevredenheid van Drees. Oud-minister De Gaay Fortman, toen nog ambtenaar op het ministerie van Sociale Zaken, kwam Drees gelukwensen en trof hem aan in zijn werkkamer, waar hij een sigaret rookte; iets wat hij anders nooit deed. Drees draaide zich om naar De Gaay Fortman, zag zijn verbazing en zei haast verontschuldigend: „Ik vind dat ik dit verdiend heb.”
Direct daarna werd Drees bedolven onder gelukwensen en cadeaus en kwam een stroom brieven op gang die zijn leven lang zou aanhouden. De dankbaarheid en erkentelijkheid van mensen die gingen ”trekken van Drees”, zoals een bekende uitdrukking luidt, was enorm. Veel dankbetuigingen hadden een vergelijkbare inhoud: „Het feit dat men na een werkzaam leven als arbeider of zelfstandige in volstrekte afhankelijkheid was geraakt, dankbare kinderen die vader of moeder niet langer heimelijk hoefden te steunen en ouderen die voor het eerst weer eigen geld zagen en uiting gaven aan de opluchting niet langer geheel en al op hun kinderen te hoeven leunen”, vat Daalder samen.
Sommige bezorgde ouderen waren bang dat het allemaal niet waar kon zijn. Sprak men immers niet van een noodwet? Daalder verhaalt van een vrouw van 82 jaar die in de krant had gelezen dat Drees per vliegtuig naar Nederlands-Indië was vertrokken. „O”, zei ze, „hoe kan hij dat nu doen? Als hij in dat ding een ongeluk krijgt, krijg ik geen cent.”
Al snel nadat de noodwet was aangenomen, kreeg Drees een brief van de Algemeene Bond van Ouden van Dagen, die hem beleefd verzocht de benoeming tot ”vader” der ouden van dagen te aanvaarden. Dat deed Drees. Met een verslaggever blikte hij later terug op de dankbetuigingen. „Er zat wel iets aardigs in”, was zijn bescheiden reactie. Toen zijn noodwet werd vervangen door de AOW, benadrukte hij dat de eer daarvoor moest worden bewezen aan zijn opvolger, minister Suurhoff, onder wie de nieuwe wet totstandkwam.
Eenvoud
Zijn bescheidenheid is een van de karaktertrekken van Drees die in het boek ”Gedreven en behoedzaam” aan het licht komen. De titel typeert Drees treffend. Gedreven was hij in alles wat hij deed. Hij ging na de Bevrijding volledig op in zijn werk, dat zo belangrijk was voor de wederopbouw van het land. Drees stak er zo veel tijd in en was zo weinig thuis dat zijn vrouw verzuchtte: „Ik moet op mijn qui vive zijn als ik hem ook eens spreken wil!” Om er met verwondering aan toe te voegen: „Maar gistermiddag wandelden we zowaar naar de Van Bleiswijkstraat.”
Spreekwoordelijk zijn Drees’ eenvoud en zuinigheid, evenals zijn afkeer van weelde en verspilling, stelt Daalder. Drees paste precies bij de naoorlogse tijd. Luxe was er niet en de handen moesten uit de mouwen.
Hij had grote belangstelling voor anderen. Gedurende zijn hele leven onderhield hij een groot netwerk aan contacten. Zowel voor de oorlog met bijvoorbeeld partijgenoten, als tijdens de bezetting. Toen bleek bovendien dat hij heel goed met politiek andersdenkenden kon samenwerken, hoezeer hij ook vasthield aan zijn eigen opvattingen.
Drees had radicaal socialistische ideeën en stak zijn licht in dat opzicht volgens Daalder niet onder een korenmaat. Toen de SDAP opging in de nieuwe Partij van de Arbeid, deed hij zijn uiterste best om de voor hem wezenlijke zaken te behouden. Daartoe rekende hij bijvoorbeeld het in staatseigendom brengen van economisch belangrijke bedrijven en de internationale verbondenheid met andere socialistische partijen. Later zou hij zich afkeren van de PvdA, vanwege de koers die de partij onder invloed van nieuwlinksers ging varen. Drees ergerde zich niet alleen aan hun wereldvreemde standpunten, maar ook aan de manier waarop ze oudgedienden binnen de partij rücksichtslos aan de kant schoven.
Traumatisch
Maar dat laatste komt in Daalders boek ”Gedreven en behoedzaam” niet aan de orde. Dit boek, dat zich beperkt tot de jaren 1940-1948, is het tweede deel in een serie van vier over het leven van Drees. In het eerste deel beschrijft historicus J. H. Gaemers het leven van Drees tot aan 1940. Dat boek is nog niet verschenen omdat Gaemers er nog mee bezig is. Daalder, die Drees persoonlijk heeft gekend, zal ook het derde en het vierde deel voor zijn rekening nemen. Die boeken handelen over de zogenoemde Indonesische kwestie en over het premierschap en de rest van Drees’ lange leven.
De Indonesische kwestie, de soevereiniteitsstrijd van Nederlands-Indië, was voor Drees de meest traumatische ervaring die hij als minister moest meemaken, schrijft Daalder. De kwestie begon al direct na de Japanse overgave in augustus 1945 en liep door tot en met het premierschap van Drees na 1948. Daalder heeft ervoor gekozen deze kwestie vanwege de omvang en de ingrijpendheid in een apart deel te beschrijven.
Hij erkent dat hiermee geen recht wordt gedaan aan de gelijktijdigheid waarmee de Indonesische kwestie en allerlei binnenlandse politieke ontwikkelingen speelden. Een puur chronologische behandeling van gelijktijdig spelende onderwerpen kan een realistisch beeld geven van het hectische ministersbestaan, geeft Daalder toe. Tegelijkertijd wordt de tekst daardoor ingewikkeld. Dat komt de leesbaarheid niet ten goede, vreest de politicoloog.
Door de wetenschappelijke, zakelijke aanpak van Daalder laat het boek zich niet gemakkelijk lezen. De onderzoeker, die veel informatie aan de vergetelheid ontrukt, gebruikt vaak lange zinnen. Talloze namen van medestanders en tegenstanders van Drees somt Daalder op. Daarnaast geeft hij gedetailleerde beschrijvingen van de vele gebeurtenissen tijdens de oorlog en gedurende het ministerschap van Drees. Voordeel van deze wetenschappelijke, objectieve beschrijving is wel dat Daalder de lezer niet voor de voeten loopt met zijn persoonlijke mening.
De biografie zou zeker kunnen worden opgeluisterd met wat meer anekdotes; erg gul is Daalder daar niet mee. De totstandkoming van de Noodwet ouderdomsvoorziening doet Daalder af in een hoofdstuk van veertien bladzijden. Dat is op een totaal van ongeveer 450 pagina’s wel wat weinig voor het belangrijkste wapenfeit uit het politieke leven van Drees. Ter vergelijking: aan de voorbereiding en de formatie van het eerste naoorlogse kabinet-Schermerhorn, vanuit het oogpunt van de herinnering aan Drees toch zeker minder belangrijk dan de voorloper van de AOW, wijdt Daalder twee hoofdstukken die bij elkaar 33 bladzijden beslaan.
Voor de gemiddelde lezer is het boek van Daalder te uitgebreid. Dat publiek kan voor kortere levensbeschrijvingen en boeken over Drees echter kiezen uit een keur aan andere boeken over de oud-minister en -premier. Daalders werk is het best te typeren als naslagwerk. Wie zich grondig wil verdiepen in Drees, vindt in dit boek een tamelijk uitputtend relaas. Iedereen die dat nog niet genoeg vindt, kan via het uitgebreide en overzichtelijke notenapparaat verder zoeken.
Een grote verdienste van biograaf Daalder en zijn mede-auteur Gaemers is het toegankelijk maken of laten maken van archiefmateriaal en stenografische aantekeningen van Drees. Door de hoofdpersoon zelf aan het woord te laten, krijgt de lezer een uniek beeld van zijn leven. Het prikkelt tegelijkertijd de nieuwsgierigheid naar het deel over de Indonesische kwestie. Binnen een jaar, belooft Daalder, weet de lezer hoezeer deze gebeurtenis Drees traumatiseerde.