Binnenland

„Bepaling zondagsrust in huurcontract houdt geen stand bij rechter”

De verhuurder van een ijsbaan in Barneveld had in een huur­contract opgenomen dat de hal op zondag niet open mag. Hoe waarschijnlijk is het dat zo’n bepaling in de rechtszaal overeind blijft?

9 January 2014 18:53Gewijzigd op 15 November 2020 08:07
IJspret op ijsbaan Midden Nederland in Barneveld. Verhuurder en uitbater steggelden rond de jaarwisseling over een bepaling in het huurcontract over de zondagsrust. Prof. dr. Fokko Oldenhuis, hoogleraar recht en religie, verwacht dat de verhuurder bij een
IJspret op ijsbaan Midden Nederland in Barneveld. Verhuurder en uitbater steggelden rond de jaarwisseling over een bepaling in het huurcontract over de zondagsrust. Prof. dr. Fokko Oldenhuis, hoogleraar recht en religie, verwacht dat de verhuurder bij een

Het is druk op ijsbaan Midden Nederland in Barneveld op de laatste zondag van 2013. Hoewel schaatsen op zondag op veel plaatsen in Nederland weinig opzienbarend is, denken velen in het Gelderse dorp daar principieel anders over. De eigenaar bijvoorbeeld. Hij is onthutst dat de huurder afspraken hierover schendt. De volgende dag onderneemt hij gelijk actie en dreigt met een kort geding. Zover laat de uitbater van de baan het niet komen. Hij laat voortaan de hal op zondag dicht.

Toch zal het de eigenaar niet verbazen als het in de toekomst niet meer mogelijk is om sluiting op zondag in een huurovereenkomst op te nemen, zo zei hij vorige week in een interview met deze krant. Bijvoorbeeld omdat men het economisch belang van een huurder zwaarder vindt wegen.

Het staat verhuurder en huurder vrij om in een contract op te nemen wat ze willen, zegt prof. dr. Fokko Oldenhuis, hoogleraar recht en religie in Groningen. De verhuurder van de ijsbaan mag van een toekomstig huurder eisen dat de hal niet op zondag open mag. Gaat de huurder hier niet mee akkoord, dan heeft de verhuurder het volste recht om de huurovereenkomst met deze huurder niet aan te gaan.

Hebben beide partijen een bepaalde afspraak vastgelegd in een huurcontract, dan wil dat volgens Oldenhuis evenwel allerminst zeggen dat bij overtreding een huurovereenkomst zonder meer door een verhuurder ontbonden kan worden. „Het huurrecht valt grotendeels onder het zogenaamde ”dwingend recht”. Beide partijen zijn aan wettelijke regels gebonden, ook als ze iets anders zijn overeengekomen. Concreet houdt dat in dat alleen een rechter een dergelijke overeenkomst kan ontbinden.”

De hoogleraar somt enkele voorbeelden op waarbij schriftelijk vastgelegde afspraken tussen verhuurder en huurder onder druk kwamen te staan. De eigenaar van een studentenhuis die niet wilde dat de huurder ging samenwonen, de verpachter in Friesland die alleen land wilde verpachten aan leden van de Hervormde Kerk, de verhuurder die alleen aan rooms-katholieken wilde verhuren; in al deze gevallen had contractbreuk geen consequenties voor de huurder.

De casus met de ijshal in Barneveld lijkt naadloos in dit rijtje te passen. Oldenhuis vraagt zich ten zeerste af of de rechter de verhuurder in Barneveld gelijk had gegeven. „Mijn inschatting is dat de verhuurder het kort geding zou verliezen. Waarschijnlijk oordeelt de rechter dat de verhuurder niet rechtstreeks wordt geraakt in zijn persoonlijk geloof. In elk geval kan de religieuze kleur van de verhuurder als zodanig geen grond zijn om het einde van de huurovereenkomst te bewerkstelligen. Geen enkele rechter gaat daarin mee.”

Oldenhuis, lid van de Nederlands Gereformeerde Kerken, haast zich te zeggen dat dit niets met antichristelijke tendensen te maken heeft. „Ik ken een geval waarin een ouder echtpaar had beloofd bij het aangaan van een huurovereenkomst afstand te doen van zijn hond. De hond verhuisde naar de dochter, 20 kilometer verderop. De viervoeter wandelde echter vrolijk terug, waarop het ontroerde stel besloot het dier te houden. De huisbaas procedeerde tot aan de Hoge Raad om het echtpaar uit de flat te zetten, maar werd in het ongelijk gesteld. Weliswaar vond het hoogste rechtsorgaan dat het echtpaar in strijd met de bepalingen handelde, maar zag hierin onvoldoende grond om de huurovereenkomst te ontbinden.”

Hoe ver gaat de individuele verantwoordelijkheid van de verhuurder? Prof. dr. Johan Graafland, hoogleraar ethiek en economie in Tilburg, vindt het iemands goed recht om restricties op te leggen bij het gebruik van, bijvoorbeeld, een ijsbaan. Graafland vraagt zich wel af hoe redelijk een zondagverbod is, zeker als een ijsbaan een publieke functie heeft. „Als er voor mensen in Barneveld geen alternatieven zijn om op zondag te schaatsen, gaat het wel erg ver om mensen op die dag de toegang tot de ijshal te ontzeggen. Zelf zou ik terughoudend zijn in het opleggen van mijn levensbeschouwing aan iets wat een publieke functie heeft. Mensen hebben in dezen ook een eigen verantwoordelijkheid.”

Prof. dr. Muel Kaptein, hoogleraar bedrijfsethiek in Rotterdam, vindt dat bij huurtransacties de grootste verantwoordelijkheid bij de gebruiker ligt. Wel neemt bij grote, tot de verhuurder herleidbare zaken de verantwoordelijkheid van de laatste toe. Nooit mag het de eigenaar koud laten wat er met zijn spullen gebeurt. Toch maar instemmen met een dubieuze huurtransactie met als argument dat de huurder bij weigering wel naar een ander gaat, mag voor niemand een reden zijn om zich aan zijn verantwoordelijkheid te onttrekken, aldus de hoogleraar.

Kaptein geeft aan dat niet eenduidig valt aan te geven waar precies de verantwoordelijkheid van de verhuurder ophoudt. „De praktijk is weerbarstig. Wie bang is voor brokken kan beter maar niet aan verhuren beginnen.”


Lees ook in Digibron

Christenwetenschappers denken na over gesprek met niet-gelovigen

IJsbaan in Mercuriushal in Barneveld gaat zondag toch niet open

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer