ISIL maakt gebruik van de haat die vele soennieten koesteren tegen de door de sjiitische meerderheid geleide regering in Bagdad. Onder dictator Saddam Hussein die in 2003 door een legermacht onder leiding van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië werd afgezet, had de soennitische minderheid de macht. De haat werd enkele dagen geleden gevoed toen premier Nuri al-Maliki militairen naar Anbar stuurde om een protestkamp van tegenstanders van zijn regering te ontruimen.

Ondanks hun afkeer van de regering staan lang niet alle inwoners van Ramadi en Falluja te juichen over de komst van de extremisten. In Ramadi zijn strijders van stammen en lokale politie-eenheden in felle gevechten gewikkeld met de aanhangers van ISIL. In Falluja kunnen de extremisten zich nog ongehinderd bewegen, maar dat komt vooral omdat de stamleiders eerst de regeringsmilitairen willen verdrijven die aan de oostelijke stadsrand staan.

De militairen zouden een grote aanval op Falluja voorbereiden. De gevechten in Falluja en Ramadi hebben aan tientallen mensen het leven gekost. De Iraakse luchtmacht voerde zondag luchtaanvallen uit op Ramadi. Daardoor zouden zeker 25 aanhangers van ISIL zijn omgekomen.

De strijd in Irak toont eens temeer aan dat de burgeroorlog in Syrië ook gevolgen heeft voor de buurlanden. In Libanon zijn de spanningen tussen de soennieten en sjiieten opgelopen. Ruim een week geleden kostte daar een bomaanslag een oud-minister het leven.

In Syrië zelf is er binnen de oppositie steeds meer verzet tegen ISIL. Uit verscheidene plaatsen in het noordwesten van het land komen berichten over gevechten tussen ISIL-aanhangers en andere oppositiegroeperingen. Bij de grens met Turkije verlieten ISIL-activisten zondag strategische plekken na dagenlange gevechten met andere opstandelingen.