Bonte verzameling mensen passeert Syrisch-Turkse grens
KILIS. Een bonte verzameling mensen passeert dagelijks de Syrisch-Turkse grens bij Kilis. Heen én terug. Vluchtelingen en hulpverleners, zwaargewonde burgers en nietsontziende rebellen. Grensoverschrijdend. Een portret van passanten.
De verwoestende slag om Syrië eist z’n tienduizenden, z’n honderdduizenden. Schokkende beelden komen soms mondjesmaat naar buiten. Aanslagen, bombardementen, gevechten. Dagelijkse kost voor talloze Syriërs. In dorpen, in steden – feestdagen of niet. Ook rond de jaarwisseling klinkt er vuurwerk. Dodelijk vuurwerk.
Elke dag proberen Syriërs de veldslag in hun vaderland te ontvluchten. Niet zelden honderden, duizenden tegelijk. Dag in, dag uit. Verdreven van huis en haard. Soms met wat schamele spullen, een handvol kleren, een paar slippers, wat huisraad.
Vluchtelingen mét paspoort melden zich bij een Syrische grensovergang. Anderen zoeken hun heil iets verderop, ook bij de grens. Illegaal. Turkse militairen patrouilleren dag en nacht. Rechts rijdt een pantserwagen, links steken drie, vier mensen rennend de grens over. Door het prikkeldraad. Even later weer.
De Turkse autoriteiten proberen paal en perk te stellen aan het illegale grensverkeer. Langs de grens verschijnen hoge betonnen muren. Met wachtposten, mitrailleursnesten. Berlijn herleeft tussen Syrië en Turkije. Een stofwolk stijgt op als weer een pantservoertuig met hoge snelheid de grensstrook afspeurt. Jagend op ontheemden, illegalen, vluchtelingen.
Een Syrisch gezin staat uren te wachten voor de grensovergang in Kilis, een weinig welvarende grensstad in het zuiden van Turkije, 75 kilometer boven Aleppo. Een witte auto voor een rode poort. Het voertuig zucht onder een onverantwoord grote hoeveelheid huisraad. Matrassen op het dak, kussen in de kofferbak, samengebonden tassen op de achterbank. Eindelijk schuift het hek open.
De grensovergang kent niet alleen eenrichtingsverkeer. Nog dagelijks vertrekken er mensen naar Syrië. Ondanks duizend zorgen, duizend doden. Een rebel –zwarte baard, donkere ogen– meldt zich met vrouw en kinderen in een aftandse brik bij de grenspost. Het gevecht in Syrië wacht.
Z’n smartphone is duurder dan z’n auto. Hij scrolt door z’n video- en fotobestanden, toont trots schokkende filmbeelden. Gehuld in legeruniform, gewapend met kalasjnikov, voert hij een samengeraapt stelletje rebellen aan. Mitrailleurvuur weerklinkt. De rebellenleider stort ter aarde.
Hij kan het nog navertellen. De rebel van het Vrije Syrische leger spreekt geen woord over de grens. Z’n „takketakketak” spreekt echter boekdelen. Mitrailleurs van regeringsgetrouwe troepen hebben z’n rechterbeen opengereten. Weer een foto. Een gapende vleeswond van zeker 45 centimeter vult z’n Samsungscherm. De rebel grijnst. De verzorging in Turkije is top. En ook met een dik verband om z’n been kan hij toch weer deelnemen aan het gevecht?
Ook de vrouw van Basham Ibrahim, eigenaar van een Turks kebabrestaurant in Gaziantep, 60 kilometer verderop, steekt de grens over. Richting Aleppo. Ze moet wel. „Haar vader is overleden”, legt de geboren Syriër uit. „Haar moeder blijft alleen achter. Ze kan haar er toch niet alleen voor laten staan?”
Een jochie duwt z’n zusje –zachtroze jasje, zachtroze mutsje– voort op een ijzeren handkar naar het aangrenzende vluchtelingenkamp bij Kilis. Vader en moeder volgen.
Wachten duurt lang. Een Syrisch gezin brengt de tijd bij de grensovergang met theedrinken door. Grootvader op leeftijd, getekend door de tijd, zittend op de grond. Gastvrij deelt hij thee met de buitenlandse bezoeker. „Hollanda…?!”
De tijd verstrijkt. Dan zwaait de poort van de grensovergang opnieuw open. Een zwartgesluierde oudere vrouw passeert de grens. Broer en zus vallen elkaar in de armen. De ontmoeting is hartelijk, de hereniging innig. Een lichtstraaltje. Even maar. Dan is het weer nacht. Nacht over Syrië.