„Zonen Gods” inderdaad geen nakomelingen Seth
Ds. J. J. T. Doedens heeft gelijk in zijn uitleg dat de zonen Gods uit Genesis 6 geestelijke machten zijn, stelt prof. dr. M. J. Paul.
Afgelopen week promoveerde de gereformeerd vrijgemaakte ds. J. J. T. Doedens op de moeilijke passage in Genesis 6: de zonen Gods zagen de dochters van de mensen en namen hen tot vrouwen. Uit die verbintenis werden reuzen geboren, en dat vormt de directe aanleiding tot de zondvloed.
De identiteit van de zonen Gods wordt vaak op twee manieren uitgelegd. In de eerste uitleg zijn de zonen Gods nakomelingen van Seth en de dochters nakomelingen van Kaïn. Beide geslachten, die vanwege verschil in godsdienst apart behoren te leven, vermengen zich. De andere uitleg stelt dat de zonen Gods engelen of geesten zijn die in mensengedaante op aarde verschijnen en huwen met aardse vrouwen. Dr. Doedens kiest voor de tweede benadering en maakt daarbij onderscheid tussen „engelen” en „goddelijke wezens.”
Het lijkt mij dat ds. Doedens gelijk heeft met zijn afwijzing van de eerste benadering, hoewel deze in reformatorische kring al eeuwen gangbaar is. De duiding als gevallen engelen was gebruikelijk in het vroege jodendom en ook bij de kerkvaders.
Geslachtelijk
Op zich kan de uitdrukking „zonen Gods” zowel op gelovige mensen als op hemelse wezens betrekking hebben. Daarom is het belangrijk de context te bezien. In Genesis 4:22 wordt alleen Naëma genoemd als dochter in het geslacht van Kaïn en staan er geen andere „dochters van de mensen” vermeld. In hoofdstuk 5 staat maar liefst negen keer: „en hij verwekte zonen en dochters”, van Adam af tot Lamech, de vader van Noach, toe. Genesis 6:1 is hierop een vervolg: „Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en aan hen dochters geboren werden…”. Dit zijn in hoofdstuk 5 dus echter allemaal vrouwen in de geslachtslijn van Seth.
Daarom is de eerstgenoemde uitleg, dat alleen dochters uit het geslacht van Kaïn bedoeld zijn, niet aannemelijk, en de tweede van dr. Doedens wel. Er kan worden tegengeworpen dat engelen niet eens kunnen trouwen, maar dat is hier niet van toepassing. Immers, engelen kunnen in mensengedaante verschijnen en zijn dan wel geslachtelijk.
De hemelwezens nemen vrouwen naar hun eigen goeddunken. Het resultaat is de geboorte van reuzen, die „geweldigen” en „mannen van naam” genoemd worden. Hier komt bij de mens het streven naar onsterfelijkheid en naar een superras naar voren (vergelijk 11:6), en bij de afvallige hemelse wezens de bedoeling het gehele menselijke ras in genetisch opzicht aan te tasten. Het is te begrijpen dat deze lichamelijke en geestelijke corruptie de maat van de zonde vol maakt, zodat de zondvloed een radicaal einde maakt aan dit bederf.
Machten
Huwelijken tussen goden en mensen zijn in de oosterse mythologie volop bekend, bijvoorbeeld bij Gilgamesj en ook in de latere Griekse en Romeinse mythologie. In dergelijke verhalen kan een kern zitten die teruggaat op vroegere gebeurtenissen. Naar mijn overtuiging worden dezelfde afvallige hemelwezens overigens ook in Psalm 82 bedoeld (en niet zozeer aardse rechters). De God der goden oordeelt in het midden van deze goden en geeft aan dat zij niet langer onsterfelijk zijn, maar zullen sterven als mensen.
In onze tijd, waarin veel occulte en duistere machten openbaar worden, is het voor christenen belangrijk te beseffen wat er gaande is (zie ook de gevallen hemelse vorsten in Daniël 10), om de geestelijke wapenrusting aan te doen tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten (Efeze 6). De Bijbeluitleg wordt altijd beïnvloed door de tijd waarin mensen leven. Wat dat betreft is het goed om niet slechts bij Luther en Calvijn te rade te gaan, maar ook bij de Vroege Kerk, waar meer zicht was op de geestelijke krachten die in het heidendom werkzaam waren. Om van daaruit ook beter te beseffen wat het betekent dat Christus niet alleen verzoening bewerkt heeft, maar ook de geestelijke machten overwonnen heeft.
De auteur is hoogleraar Oude Testament aan de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven.