Opinie

Apologetiek heeft bijsluiter nodig

Waarom stuiten rationele argumenten voor het bestaan van God zo vaak op onbegrip?

Dr. ir. Emanuel Rutten
6 December 2013 16:42Gewijzigd op 15 November 2020 07:32

Rationele argumenten voor het bestaan van God stuiten bij zowel gelovigen als ongelovigen regelmatig op onbegrip. Dat is jammer, omdat dit onbegrip meestal wordt veroorzaakt door misverstanden die eenvoudig voorkomen kunnen worden. Het leek me daarom goed om een ‘bijsluiter’ voor Godsargumenten te schrijven. De bijsluiter lost de belangrijkste misverstanden kort en bondig op. Wie voor het eerst kennismaakt met Godsargumenten doet er daarom goed aan hem eerst even te lezen. Daarna kan dan alle aandacht uitgaan naar de argumenten zelf.

  1. Godsargumenten zijn geen Godsbewijzen. Bewijzen doen we namelijk in de wiskunde en niet in de filosofie. Rationele argumenten voor het bestaan van God laten zien dat het redelijk is om te geloven dat God bestaat. Maar absolute zekerheid? Nee, dat kan geen filosofisch argument je geven. En dat is maar goed ook. Gezonde twijfel hoort namelijk bij geloof in God. Argumenten geven ons goede redenen om te geloven, maar het blijven wel redenen om te gelóven, zoals filosoof en theoloog André Léonard het eens treffend uitdrukte.

  2. Godsargumenten zijn niet noodzakelijk voor een intellectueel verantwoord geloof in God. Zo heeft de Amerikaanse filosoof Alvin Plantinga overtuigend laten zien dat geloof in God een legitieme basisovertuiging kan zijn, dat wil zeggen een overtuiging die ook zonder rationele argumenten ervoor intellectueel gerechtvaardigd kan zijn, net zoals ons geloof in bijvoorbeeld het bestaan van de buitenwereld, ons geloof in de betrouwbaarheid van ons verstand en ons geloof in het bestaan van bepaalde algemene menselijke waarden.

  3. Wie een rationeel argument voor het bestaan van God geeft, beweert daarmee niet dat geloof in God alleen een kwestie van het verstand is. Aandacht geven aan één bepaald aspect van geloof, de redelijkheid ervan, wil immers nog niet zeggen dat andere aspecten van het geloof, zoals ervaring en intuïtie, niet bestaan of minder belangrijk zijn. Natuurlijk niet. Geloof is zowel een kwestie van het hart als van het verstand. In het geloof komen beide, gevoel en rede, bijeen. Gebruik van de rede sluit geloofsbeleving dus niet uit, net zomin als omgekeerd.

  4. Rationele argumenten voor het bestaan van God behoren tot de zogenaamde ”positieve” theologie. Naast positieve bestaat er ook ”negatieve” theologie. Die richt zich op de bovenredelijke, veelal onzegbare, aspecten van Gods aard. Sluiten Godsargumenten het beoefenen van negatieve theologie daarom uit? Nee, zeker niet. Op grond van rationele Godsargumenten kunnen we laten zien ”dat” God redelijkerwijs bestaat en bepaalde eigenschappen bezit, zonder dat we daarbij het ”wat” van God pretenderen te doorgronden. Er blijft dus voldoende ruimte over voor mystiek en mysterie omtrent Gods wezen. Positieve en negatieve theologie vullen elkaar dan ook goed aan.

  5. Er zijn meerdere rationele argumenten voor het bestaan van God. Bij elkaar opgeteld vormen ze een zogeheten cumulatieve casus voor Gods bestaan die veel sterker is dan elk argument afzonderlijk. Ze vullen elkaar aan. Zo hebben sommige Godsargumenten als conclusie dat God noodzakelijk bestaat. Er zijn er echter ook die dit niet als conclusie hebben, maar waaruit bijvoorbeeld wel volgt dat God een vrije wil heeft, en dus vrij was om geen kosmos voort te brengen. Er ontstaat dus pas een compleet beeld van wat rationeel over God gezegd kan worden als we de conclusies van alle Godsargumenten samenvoegen.

  6. Godsargumenten proberen niet het bestaan van God wetenschappelijk te beargumenteren. Ze maken weliswaar vaak gebruik van wetenschappelijke resultaten, maar daarom zijn deze argumenten zelf nog niet wetenschappelijk. Het blijven wijsgerige argumenten. Bovendien is Godsgeloof een wereldbeschouwing en geen wetenschappelijke theorie. Dit is van cruciaal belang omdat het soort rationaliteit dat geschikt is voor het beoordelen van wereldbeschouwingen fundamenteel verschilt van het soort rationaliteit dat nodig is voor het beoordelen van wetenschappelijke theorieën. Criteria voor het beoordelen van een wereldbeschouwing zijn onder meer: plausibiliteit, compatibiliteit met de wetenschap, zeggings- en verklaringskracht, of er existentieel en praktisch mee te leven valt, en de bijdrage aan ons zelfbegrip en ons intuïtieve begrip van algemeen menselijke ervaringen. Bij het beoordelen van een wetenschappelijke theorie gaat het uitsluitend om verklaringskracht en empirische bevestiging. Het zijn dan ook twee verschillende vormen van rationaliteit, elk van toepassing in een andere context.

  7. Rationele Godsargumenten conflicteren niet met wetenschap. Sterker nog, ze maken vaak gebruik van wetenschappelijk onderzoek. Het wetenschappelijke inzicht dat de kosmos een absoluut begin heeft gehad, en de ontdekking van de opmerkelijke fine-tuning van de natuurconstanten, spelen bijvoorbeeld een grote rol in een aantal Godsargumenten. Dat Godsargumenten in strijd zouden zijn met de wetenschap is dan ook een mythe.

  8. Godsargumenten zijn niet achterhaald. Aan het begin van de vorige eeuw waren veel filosofen van mening dat David Hume, Immanuel Kant en Bertrand Russell definitief hadden afgerekend met alle rationele argumenten voor het bestaan van God. We leven tegenwoordig echter in een tijdperk waarin deze mening achterhaald is. Vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw zijn de klassieke argumenten voor het bestaan van God namelijk sterk verbeterd, is de kritiek van Hume, Kant en Russell afdoende weerlegd, en zijn er vele nieuwe argumenten voor het bestaan van God bijgekomen, onder andere door het werk van Alvin Plantinga, Richard Swinburne, William Alston, Alexander Pruss en Robert Koons. Deze ontwikkelingen zijn vooral het gevolg van de ineenstorting van het twintigste-eeuwse positivisme en postmodernisme en de hiermee gepaard gaande herleving van de metafysica. We zouden dan ook kunnen zeggen dat de filosofie haar aloude projecten al lang weer heeft hervat. Critici van Godsargumenten zullen zich dan ook op de hedendaagse argumenten en de eigentijdse bespreking ervan moeten richten in plaats van zich blind te staren op allang achterhaalde discussies. We leven in een hypermoderne tijd, ook wat betreft de Godsargumenten.

Dr. ir. Emanuel Rutten is als onderzoeker verbonden aan het Abraham Kuyper Centrum voor Wetenschap en Religie van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl

Meer over
Weerwoord

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer