Commentaar: Beter onderzoek nodig naar belangstelling voor nieuwe school
Het stichten van scholen houdt de gemoederen in zowel de politiek als het onderwijs geregeld bezig. Daar is alle reden voor. Het onderwijsbestel in Nederland met openbare en bijzondere scholen die beide door de overheid volledig worden bekostigd, is iets om zuinig op te zijn. Omdat het veel geld kost, maar vooral omdat vrijheid van onderwijs tot de kern van onze democratie behoort: ruimte geven aan verschillende levensbeschouwingen.
Het stichten van scholen is opnieuw actueel. Het kabinet moet binnenkort reageren op een voorstel van de Onderwijsraad om het begrip ”richting” in het onderwijs los te laten. Dat zou het stichten van scholen die niet van een levensbeschouwelijk, maar een pedagogisch of didactisch concept uitgaan, makkelijker maken.
Aan deze gedachte kleven nadelige gevolgen voor bijzondere scholen, zoals protestants-christelijke, reformatorische en gereformeerde. Op dit moment geldt de regel dat de laatste school van een bepaalde richting in de regio moet blijven bestaan. Die regel zou vervallen. Verder zou het leerlingenvervoer onder druk komen te staan, want dat wordt bekostigd op basis van het begrip ”richting”. Hoewel de Onderwijsraad bekendstaat als hoedster van de vrijheid van onderwijs staat dit voorstel daarmee op gespannen voet.
Toch moet er wel wat gebeuren. Nieuwe concepten in het onderwijs dienen zich aan. Te denken valt aan Iederwijsscholen, door critici aangeduid als ”veredelde speeltuinen”, en Steve Jobsscholen, waar kinderen met de laptop op schoot leren. Moet de overheid deze scholen wel of niet bekostigen? In ieder geval is een gedegen onderzoek naar de degelijkheid van zo’n pedagogisch of didactisch concept op z’n plaats. Ons onderwijsbestel is te kostbaar voor wildgroei.
Tegelijk moet de belangstelling voor zo’n nieuwe school grondig worden onderzocht. Die wordt gemeten aan de hand van prognoses. De aantallen die daaruit rollen, worden naast de stichtingsnorm voor een school gelegd. Die norm is afhankelijk van het aantal inwoners. De school krijgt vijf jaar de tijd om de norm te halen. Lukt dat niet, dan is verlenging van de periode mogelijk.
Op dit punt mogen de regels worden aangescherpt. Dat bewijst de situatie in het evangelisch basisonderwijs. De Timonschool in Rotterdam gaat op korte termijn dicht, mede vanwege het geringe aantal leerlingen. Zes andere scholen, die tot dezelfde evangelische stichting behoren, zitten ook in de gevarenzone. Het bestuur werkt volgens het principe dat er eerst een school wordt gestart en daarna wordt uitgekeken naar leerlingen. Dat is de omgekeerde volgorde.
Ook de voorstanders van thuisonderwijs roeren zich in de discussie. Ze liggen met staatssecretaris Dekker in de clinch, omdat hij een verbod op thuisonderwijs wil. De voorstanders vinden dat de Onderwijsraad zijn advies over richtingvrije scholen had moeten doortrekken en het thuisonderwijs een legitieme plek had moeten geven. Die redenering is niet helemaal logisch, maar de mogelijkheid van thuisonderwijs behoort wel tot de vrijheid van onderwijs. Dekker krijgt een harde dobber aan het dossier.