Laat Israël voor christenen geen splijtzwam zijn
Het is jammer dat verschillende Israëlvisies tot verdeeldheid leiden onder christenen, stelt Aad Kamsteeg.
Ik kom uit een kerkelijk milieu waarin we vroeger alles precies wisten. Vaak tot in de details toe. Dat was in die tijd overigens een vrij algemeen verschijnsel. Je vond dat evengoed bij –zeg maar– de pacifistische PSP als bij de vrijgemaakt gereformeerden, waartoe ik behoor.
Al die rotsvaste overtuigingen bleven niet zonder gevolgen. Ze brachten niet zelden mee dat er harde oordelen werden geveld over mensen die over een of ander kerkelijk of ethisch onderwerp iets anders dachten. Die hardheid was er vaak ook ten opzichte van medechristenen die –net als wij– in alles wilden buigen voor het gezag van de Schrift. Het was benauwend.
Jaren later begon ik de boeken van de bekende Canadese theoloog J. I. Packer te lezen. Hij is iemand die sterk hecht aan de zuivere Bijbelse leer. Hij aarzelt niet allerlei dwalingen bestrijden. Maar daarbij straalt hij altijd geduld, mildheid en verdraagzaamheid uit. Bij hem kunnen ook opponenten ademhalen.
Packer is voorstander van de kinderdoop. Maar, constateert hij, kennelijk kan ik daarin veel medegelovigen niet overtuigen. En, schrijft hij dan: „Waarom zou God over onder andere dit onderwerp niet duidelijker hebben gesproken? Misschien wel om te weten te komen hoe christenen die met elkaar van mening verschillen, met elkaar omgaan.” Dat spreekt mij aan. Ook ten aanzien van Israël.
Brug
Ik constateer dat de toon van het debat goed was. Dat is meestal het geval als je elkaar in de ogen kijkt in plaats van de ander vanachter je computer te bestoken. Zonder namen te noemen, geef ik een enkel voorbeeld hoe het er bij dat laatste soms toegaat.
Iemand schrijft denigrerend over de mening van –zeg maar– chiliasten: „Zoals Calvijn al opmerkte, hun verzinsel is te kinderachtig dan dat weerlegging nodig zou zijn. Te kinderachtig om er serieus op in hoeven te gaan.” Iemand anders schrijft over hen die eventueel bereid zijn delen van Judea en Samaria voor een Palestijnse staat af te zonderen: „Ik noem dat een ketterij, een godslasterlijke daad. Het is intens ongeloof, een gebrek aan vertrouwen op God, een vreselijke zonde.” U zult het met me eens zijn: zo moet het niet.
Bij alle verschil van mening is mij gevraagd te proberen toch een brug te slaan. Met het oog daarop wil ik een achttal overtuigingen noemen waarover we het volgens mij eens zouden kunnen zijn. Vier overtuigen direct uit de Schrift en vier politieke.
- Op basis van Romeinen 9 tot en met 11 geloven we dat God Zijn volk, het Joodse volk, niet heeft verstoten. Veel volken uit de oudheid zijn in de geschiedenis verdwenen. Maar God houdt het Joodse volk tot op de jongste dag in het oog. Paulus schrijft dat niet alleen de volheid van de heidenen Gods Koninkrijk zal binnengaan, maar –afzonderlijk genoemd– ook „gans Israël.”
Bij al onze vragen over het hoe geloven wij dat God Heer is over de wereldgeschiedenis. We zien dat Hij met het Joodse volk een uitzonderlijke weg gaat. In dat verband staan we verbijsterd bij de Holocaust, het georganiseerde en systematische pogen om een heel volk uit te roeien. We erkennen dat ook christenen tegenover Joden hier zwaar in de schuld staan. Maar wat zeggen we bij de terugkeer van zo veel Joden naar het eens aan Abraham beloofde land? Wat bij het herstel van een eigen staat in 1948? Daarin mogen wij een hoopvol teken zien van Gods verbondstrouw.
Onder ons bestaat verschil van mening over de manier waarop allerlei oudtestamentische profetieën zijn of nog worden vervuld. Tegelijk geloven we allen dat die vervulling Gods zaak is. God had aan Jakob het eerstgeboorterecht toegezegd. Toch nam hij het heft in eigen handen. Met onrecht wilde hij zich tegenover zijn broer Ezau veiligstellen. Wat betekent dat anno 2013? Als God al beloofd zou hebben dat op de Tempelberg opnieuw een tempel zal verschijnen, zullen wij de Omarmoskee niet mogen opblazen. Profetieën maken de gerechtigheid in het volkenrecht niet irrelevant.
Als we in de Bijbel over de relatie tussen God en het Beloofde Land lezen, constateren we dat bezit van het land niet belangrijker is dan de manier waarop de bewoners zich in dat land gedragen. Het gaat in de Thora over spijswetten en de sabbat, maar zeker niet minder om gerechtigheid. God heeft geen enkele behoefte aan lofprijzing als tegelijk weduwen en wezen, werknemers en vreemdelingen onrecht wordt aangedaan. Dat heeft ons vandaag iets te zeggen over de manier waarop met de Palestijnen moet worden omgegaan.
Er zijn heel wat historische, volkenrechtelijke, morele, en politieke argumenten om voluit achter het bestaansrecht van Israël te staan. Vandaag de dag doet zich heel wat antisemitisme voor onder de vlag van antizionisme, delegetimering van de Joodse staat. We keren ons daartegen.
De Israëlische bevolking is politiek verdeeld, ook over het Palestijnse probleem. Er bestaat groot verschil tussen de opvattingen van bijvoorbeeld Lieberman, Netanyahu, Peres en Avraham Burg. Als wij onder ons zien dat de een voor deze en de ander voor die opvatting kiest, mogen wij elkaar niet ontzeggen vriend van of christen voor Israël te zijn.
Wij belijden dat Christus met de incarnatie helemaal in onze schoenen is gaan staan, uitgezonderd de zonde. Zo kon Hij volledig meevoelen met wat wij voelen. Wat betekent dit voor vrienden van Israël? Niet anders dan dat ze de geestelijke moed moeten hebben zich te verplaatsen in de denk- en leefwereld van Palestijnen. In het Zuid-Afrika van de apartheid waren er veel blanken die nog nooit een wezenlijke ontmoeting hadden gehad met de zwarte Zuid-Afrikaanse medemens. Zo mag het ons tegenover de Palestijn niet vergaan.
Vrede in het Midden-Oosten moet niet alleen gebaseerd zijn op militaire veiligheid, zeg maar machtsevenwicht, maar ook op een evenwicht aan belangen. Rivaliserende partijen moeten beide meer belang hebben bij vrede dan bij geweld. Onder president Abraham Lincoln werden de zuidelijke staten van Amerika in een vier jaar durende burgeroorlog verslagen. Zijn generaals wilden het zuiden vervolgens zwaar vernederen, haast vernietigen. Lincoln antwoordde toen: „Zou ik mijn vijanden niet vernietigen door hen tot vrienden te maken?” Daarop lanceerde hij een soort marshallhulp voor het zuiden. In die geest zou ook Israël ten opzichte van de Palestijnen moeten handelen.
Respect
Ten slotte, toen ik onlangs in Israël was, kwam ik in contact met The Parents Circle. Dat is een organisatie waarin Joodse en Palestijnse burgers elkaar ontmoeten die in het geweld een zoon of dochter verloren. Deze mensen hebben heel wat redenen om elkaar te haten.
Samen met twee van mijn zoons heb ik gezien dat zelfs tussen deze mensen er toch voldoende gemeenschappelijks bestaat om elkaar de hand te kunnen geven en elkaar zelfs te omarmen.
In diezelfde week waren we bij een ontmoeting tussen een paar honderd Palestijnse christenen en Messiasbelijdende Joden in een park niet ver van Haifa. Meningsverschillen genoeg. Maar we hebben die christenen samen zien bidden, samen zien zingen, samen zien optrekken.
Hoeveel temeer zullen wij –zoals we hier in deze zaal zitten– elkaar moeten vinden en met respect behandelen.
De auteur is journalist en opiniemaker. Dit artikel is een weergave van de tekst die hij dinsdagmiddag 29 november uitsprak tijdens een door de Evangelische Omroep georganiseerd symposium over Israël.