Het kort geding was door Merkies aangespannen omdat zij eerherstel eiste van Spekman die haar integriteit in twijfel had getrokken rond het terugbetalen van vergoedingen die ze als Europarlementariër had ontvangen. Merkies vond de kritiek van Spekman onterecht omdat een PvdA-commissie had geoordeeld dat ze conform de regels en integer had gehandeld.

Maar volgens de rechter neemt dat niet weg dat de handelwijze van Merkies, „die als politica een dikkere huid moet hebben dan een ‘gewone’ burger, mag worden bekritiseerd. De partijvoorzitter heeft daarbij geen grenzen overschreden”, aldus een verklaring van de rechtbank.

In het vonnis staat ook dat Spekman „geen onnodig grievende” bewoordingen of beschuldigingen heeft geuit „die geen steun vinden in de feiten”. Vaststaat volgens de rechter dat Merkies de onkostenvergoedingen pas in juli 2013 heeft terugbetaald, na aandringen van de PvdA en nadat ze eerder had gevraagd of ze het geld mocht gebruiken voor en appartement in Amsterdam of voor het aanstellen van een extra medewerker.

Spekman laat in een reactie weten dat hij tevreden is dat hij „op alle punten” in het gelijk is gesteld. „Hiermee laten we een onverkwikkelijke zaak achter ons.”

Merkies zegt in een reactie dat ze het betreurt dat „achteraf politisering van regels” mogelijk blijkt te zijn. „Ik geloof nog steeds in de idealen van de PvdA, maar niet in de manier waarop we met elkaar omgaan. Ik blijf van mening dat suggesties over niet integer handelen niet lichtvaardig mogen worden gedaan, noch dienen te worden gebruikt om mensen onder druk te zetten.”

Merkies had zich in september gemeld als kandidaat-lijsttrekker voor die Europese verkiezingen, maar mocht van het PvdA-partijbestuur niet meedoen aan de interne verkiezingen omdat ze niet integer zou zijn geweest met het terugbetalen van te veel ontvangen onkostenvergoedingen voor haar werk in het Europees Parlement. Een andere reden is dat ze geen teamspeler zou zijn.