Zonder geloof is moraal niet uit te leggen
Is moraliteit op lange termijn houdbaar zonder geloof in God?
In hun onlangs verschenen boek ”God bewijzen. Argumenten voor en tegen geloven” bespreken de auteurs Stefan Paas en Rik Peels onder meer de vraag hoe leven zonder geloof in God er in moreel opzicht uitziet. Had Nietzsche gelijk met zijn uitspraken dat de ”dood van God”, zoals hij die zelf proclameerde, voorgoed onze moraal heeft ondergraven? Is het zo dat er onder onze postreligieuze westerse beschaving een levensgroot gat gaapt? Hoe komt een merendeels atheïstische of agnostische cultuur er op den duur in moreel opzicht uit te zien?
Een samenleving waarin de meeste mensen niet meer geloven in God is wellicht het meest gewaagde experiment uit de geschiedenis van de mensheid. De beide auteurs verdedigen de stelling dat ongeloof in het bestaan van God het vrijwel onmogelijk maakt om een intellectueel houdbare positie in te nemen omtrent moraal. In deze bijdrage volg ik de grote lijn van hun betoog, waarmee ik van harte instem.
Nihilisme
Alle mensen spreken van tijd tot tijd oordelen uit over zaken die ze absoluut en onder alle omstandigheden fout vinden, bijvoorbeeld het mishandelen van kinderen. Het gaat dan niet om een kwestie van individuele smaak („de een vindt zoiets nu eenmaal prima, de ander vindt het maar niets: over smaak valt niet te twisten”) of van cultuur („in het ene land is het mishandelen van kinderen geaccepteerd, in het andere land bestaan er ernstige bezwaren tegen – nou ja, ’s lands wijs, ’s lands eer”). Nee, het gaat hier om een oordeel waarvan we vinden dat het universeel geldig is, onafhankelijk van omstandigheden en van persoonlijke voorkeuren. Met grote morele verontwaardiging keren we ons tegen elke afwijking van deze norm en verzachtende omstandigheden tellen hier niet. De norm is objectief.
Maar als er nu geen God zou zijn? Als we volkomen willekeurige producten zijn van een lang evolutionair proces? Dan rijst hier een groot probleem. Wanneer de kosmos louter materie is, is er namelijk geen plaats voor een dergelijk moreel realisme, maar uitsluitend voor moreel nihilisme, ofwel de ontkenning van objectief goed en kwaad. Goed en kwaad kunnen in een louter materiële wereld namelijk niet objectief bestaan, het kan alleen maar gaan om toevallige subjectieve voorkeuren en sociale constructies. Niets kan echt in zichzelf goed of slecht zijn. Dan kan ook het mishandelen van kinderen op een gegeven moment goed zijn, omdat mensen het nu eenmaal goed vinden, bijvoorbeeld om de drogreden dat ze daardoor gehard worden en dat dit beter is voor het overleven van de soort ”mens”.
In de praktijk zullen de meeste atheïsten deze consequentie volkomen oprecht en met verontwaardiging van de hand wijzen en met kracht beweren dat ze minstens even sterk tegen kindermishandeling gekant zijn als gelovigen. Maar de grote vraag blijft hoe ze in een –naar hun mening– louter materiële wereld zichzelf toch kunnen ervaren als morele wezens die weet hebben van objectief en universeel geldend goed en kwaad. Hoe kunnen ze ooit het moreel realisme waarvoor ze –gelukkig!– kiezen, rechvaardigen? Deze positie is existentieel misschien leefbaar, maar intellectueel onhoudbaar.
Intuïties
Nu zijn er ongetwijfeld algemeen verbreide intuïties en een vrijwel universele basismoraal. We weten uit welbegrepen eigenbelang dat het niet goed is om kinderen te mishandelen en daarbij heeft zich dan ook de emotie ontwikkeld dat wij zulk handelen verafschuwen. Maar intussen hebben we geen enkele reden om aan te nemen dat de evolutie ons heeft geholpen aan ”ware” (dat is nog wat anders dan ”nuttige”) opvattingen over goed en kwaad. Ons eigen gevoel kan geen objectieve maatstaf zijn. Atheïsme en zelfs agnosticisme leiden derhalve per definitie tot moreel scepticisme.
Het is geen oplossing om te zeggen dat datgene moreel goed is wat evolutionair voordelig is. Kwaad zou dan al datgene zijn wat de overleving en voortplanting van de menselijke soort in de weg staat. Hierbij wordt echter vergeten dat bedriegen, martelen en verkrachten evolutionair zeer voordelig kunnen zijn, terwijl normale mensen dit toch volstrekt immoreel gedrag vinden. Terecht stellen Paas en Peels dat veel mensen die niet in God geloven met hun inzet voor de mensheid en wereld een voorbeeld zijn voor vele gelovigen. Maar even terecht verbinden ze daar de vraag aan, hoe zo iemand een verhaal kan vertellen dat objectief rechtvaardigt waarom hij of zij zo leeft.
Wetenschap
Kan dan misschien de wetenschap religie vervangen, door nieuwe brandstof te leveren om de motor voor de moraal een herstart te laten beleven? We zouden de wetenschap schromelijk overschatten door van haar te vragen normatieve uitspraken te doen over politiek, filosofie, kunst of moraal.
Paas en Peels schrijven snedig dat wetenschappers die hun wetenschappelijke mantel blijven dragen bij het betreden van andere arena’s, niet zelden veranderen in popfilosofen of amateurtheologen van het ergste soort. Ze smokkelen allerlei waardeoordelen binnen onder het mom van wetenschappelijke observaties. Wetenschappers kunnen feiten beschrijven en ontwikkelingen analyseren, maar niet de sprong maken van ”is” naar ”ought”: van hoe de dingen zijn, naar hoe ze zouden behoren te zijn. Daarmee zijn er domeinen waar ze weinig over kunnen zeggen.
Achteruitkijkspiegel
Wat zal er gebeuren met de moraal in Europa, wanneer de oude, religieuze fundamenten echt verdwenen zijn? Wat zijn de effecten wanneer ongeloof volledig tot standaard van de massacultuur is geworden? Onze cultuur zindert nog van de moraal die eeuwenlang is overgedragen door het christendom, waarbij zorg voor de zwakken, naastenliefde, de intrinsieke waarde van een mensenleven, nieuwe kansen voor misdadigers, goedgeefsheid aan mensen die niet je verwanten of volksgenoten zijn, vergeving enzovoort hoog in het vaandel staan. Welke toekomst is er voor deze morele idealen wanneer geloof in God steeds verder in onze achteruitkijkspiegel verdwijnt? We kunnen niet gerust zijn op de sociale gevolgen van massaal aangehangen ongeloof op langere termijn. Alleen onder Gods vleugels is de moraal veilig.
Prof. dr. J. Hoek, bijzonder hoogleraar gereformeerde spiritualiteit aan de Protestantse Theologische Universiteit. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
Literatuur
S. Paas en R. Peels, God bewijzen: argumenten voor en tegen geloven (uitgeverij Balans 2013).