Commentaar: Hoge collecteopbrengst geen indicatie oprechte dankdag
Tradities dreigen vaak slechts uitgesleten gewoonten te worden. Ze worden onderhouden, maar de mensen die dat doen denken weinig na over het hoe en het waarom. Zo is het nu eenmaal altijd al geweest en daarom doen we het nu ook zo.
Het gevaar is niet denkbeeldig dat dit ook geldt voor bid- en dankdagen. Ze worden jaar in, jaar uit gehouden. Gelukkig zitten veel kerken in de gereformeerde gezindte op die dagen nog behoorlijk vol. En toch, uit gesprekken en reacties valt nogal eens af te leiden dat lang niet alle kerkgangers werkelijk met een dankbaar gemoed opgaan. Hun enige motivatie is: het is nu eenmaal een gewoonte; een goede gewoonte.
Of de samengekomen gemeente werkelijk vervuld is van diepe dankbaarheid valt ook niet af te leiden uit hoge collecteopbrengsten die op dankdag nogal eens worden geïncasseerd.
Natuurlijk, een goede collecte is een indicatie van de mate waarin er welvaart is onder de leden. Maar daarmee vormen deze hoge bedragen nog geen bewijs dat de gemeenteleden blijmoedig geven vanuit een dankbaar hart.
De Bijbel leert ons dat een kleine gift van een arme veel waardevoller kan zijn dan een grote donatie van een rijkaard. Dus een hoge collecteopbrengt is geen garantie dat de leden echt overlopen van dankbaarheid.
De bekende hervormde predikant Jac. van Dijk (overleden in 1984) constateerde midden jaren zeventig dat mensen in die tijd minder bewust dankdag vierden dan de mensen in de crisistijd van de jaren dertig en tijdens de Tweede Wereldoorlog. „Wie weinig heeft, is meestal voor dat schijntje erg dankbaar. Wie veel gekregen heeft, is met grote rijkdom nogal eens behoorlijk ondankbaar.”
Regelmatig wordt in deze weken rond dankdag de vraag gesteld hoe het mogelijk is om dankdag te vieren in crisistijd. Voor een deel van de bevolking is dat ook zeker een reële vraag. Deze mensen hebben meer moeite om rond te komen dan veruit de meeste Nederlanders. En toch zou het weleens kunnen zijn dat degenen die leven met een beperkt inkomen dankbaarder zijn dan de bezitters van veel goed.
Natuurlijk gaat het niet aan om openlijk of meer bedekt een soort armoede-ideaal na te streven. Het is een genadige gave als mensen een goed inkomen hebben. Maar het is ook een dreigende verleiding. Wie veel heeft, staat er vaak niet bij stil dat het alles geschonken goed is, dat van Hogerhand komt.
Wie vandaag dankdag houdt, kan dat alleen als hij de vanzelfsprekendheid voorbij is. Rijkdom en bezit zijn niet iets gewoons. Die gedachte, die gewenning, moet iedereen kwijtraken die dank wil laten blijken.
Dankdag houden kan alleen als mensen beseffen dat hun hele leven onverdiende genade is en dat zij niet beter zijn dan de miljoenen op deze wereld die leven onder het bestaansminimum. Wie dat werkelijk beseft, zingt vandaag met overtuiging:
„Gij geeft, dat d’uitgang van de morgen
en van de avond juicht
en dat men U voor al Uw zorgen
ootmoedig dank betuigt.”