Dankdag bepaalt bij kwetsbare economie
De geschiedenis van het manna bevat economische lessen voor nu, volgens dr. ir. Roel Jongeneel.
De Bijbel vertelt ons van Israëls tocht door de woestijn, van Egypte naar het beloofde land Kanaän. De tocht kenmerkte zich door crisissituaties, die overigens niet alleen door de schrale woestijnomstandigheden werden veroorzaakt, maar minstens zo veel door het dwaze en hardleerse gedrag van het volk. Zoals bekend gaf God Zijn volk tijdens die tocht het manna, als voedsel voor onderweg. Daarmee lenigde Hij hun basisbehoefte aan voedsel.
Economen geloven niet in een wereld waarin het voedsel uit de hemel regent. Voor hen is het zo dat je niets kunt gebruiken of nuttigen dat niet eerst wordt gemaakt of geproduceerd. Alleen de zon gaat zomaar op; voor de rest gebeurt er niets voor niets.
In een speciaal geval wordt er in de economie toch over ”manna from heaven” gesproken, ontdekte ik tot mijn verrassing. Economen zagen dat mensen met dezelfde arbeidsinspanning op den duur in staat waren meer te produceren. Dat kwam doordat ze slimmer leerden werken en ook met succes technische hulpmiddelen gebruikten. Deze niet uit arbeidsinspanning verklaarbare groei, productiviteitsgroei, noemde men wel een zegen die als manna uit de hemel op de economie neerviel.
Naarmate men meer van innovatie ging begrijpen, had men God ook minder nodig en tegenwoordig zul je de referentie naar het manna in geen enkel economisch handboek meer vinden. Men spreekt nu over arbeid en prestatie, over de relatie tussen input en output. In die categorieën weet men alles te vatten. Dat is jammer, want economen, en niet allen zij, kunnen veel van de mannageschiedenis leren.
Andere kijk
Egypte was een vroege industriële economie, met een hiërarchische structuur, en gebouwd op slavenarbeid. U weet van de confrontatie tussen de farao en de God van de brandende braambos. De Heere bevrijdde Zijn volk uit Egypte. Hij leidde hen uit en bracht hen in een heel nieuwe situatie.
De geschiedenis van het manna laat zien dat God hen niet alleen uitleidde, maar ook onderweg in alle opzichten voor hen zorgde door hun te geven wat ze nodig hadden. Maar Hij deed meer: Hij bereidde hen ook voor op een heel nieuw bestaan, inclusief een andere kijk op economie.
God gaf Zijn volk alles wat het nodig had, vlees en brood, voor zeven dagen in de week. Maar sommigen hadden daar niet genoeg aan en raapten meer van het manna. Voor hen was genoeg niet genoeg. De reactie van Mozes en de Heere God liegt er niet om: ze raken vertoornd en het teveel geraapte bederft. Er is genoeg om van te leven, maar Gods gaven zijn er niet om ze te hamsteren of op te sparen voor de toekomst en zo een eigen zekerheid op te bouwen, los van de Gever.
In de manna-economie zit daarom ook de les van zelfbeperking: het gaat in de economie primair om genoeg om van te leven. Wij Nederlanders maken ons vandaag ongerust als de economische groei hapert en we iets minder ”meer” krijgen. Wie niet meer weet van genoeg, kan moeilijk dankbaar zijn, ook al is zijn welvaartsniveau onveranderd hoog.
Zwoegen
Er is nog iets. De Israëlieten krijgt het voedsel, al moeten ze er tegelijkertijd voor werken (het verzamelen). Menselijke inspanning is nodig, maar dat maakt het resultaat nog niet tot onze eigen prestatie: ook als er resultaat is op de arbeid, is dit in de eerste plaats zegen van God en Zijn gave.
Bovendien heeft het werken een ander karakter dan in Egypte. De Israëlieten hoefden niet als slaven zeven dagen in de week te zwoegen. Nee, God stelt, nota bene in de grenssituatie van het woestijnbestaan, de sabbat in. Het volk hoeft op de zevende dag niet te rapen, maar krijgt een rustdag, waarop het economisch leven even stopt. Sterker nog, ze mogen dan zelfs niet eens rapen. Sommigen doen dat toch en kunnen dan naar huis zonder resultaat.
Israël blijkt nog in de ideologie van Egypte vast te zitten. Ze mopperen over de vleespotten, die ze missen. Het manna laat zien dat Israël innerlijk genezing en bevrijding nodig heeft. Het manna is daarom zowel gave als beproeving en test. Zal het volk zijn God vertrouwen en leven overeenkomstig Zijn inzettingen en geboden? Zullen ze dankbaar zijn?
De geschiedenis van het manna laat Gods soevereiniteit en presentie zien, ook in het dagelijks leven van de economie. Mensen blijven afhankelijk. Ook onze economie is kwetsbaar. Het geloof in maakbaarheid en vooruitgang dat zich zo hardnekkig heeft genesteld in onze westerse cultuur, doet daar niets aan af.
Het is belangrijk om ons daarvan bewust te zijn. In Israël stond men daar, op bevel van God, drie keer per jaar bij stil: Pesach, het Pinksterfeest en het Loofhuttenfeest waren alle drie oogstfeesten, waarin men God dankte voor de vrucht van het land en de zegen op de arbeid. Drie keer een week lang. Eén dankdag per jaar, soms beperkt tot één avonddienst, is in dat licht eigenlijk maar een pover gebaar.
De auteur is universitair docent economie aan de Universiteit Wageningen.