Commentaar: Ambitie en realiteit
De Amerikaanse president Barack Obama blijft ambitieus. In januari volgend jaar moet er een uitgewerkt voorstel voor een vredesakkoord tussen Israël en de Palestijnen liggen. Eigenhandig gefabriceerd door het Witte Huis.
Ambities zijn legitiem, soms zelfs regelrecht moedig. Maar het kan geen kwaad om grootse plannen bij tijd en wijle aan de realiteit te toetsen.
Die realiteit lijkt momenteel weinig ruimte voor échte toenadering tussen Israël en de Palestijnen te bieden. Toegegeven: onder zware Amerikaanse druk praten de twee partijen sinds juli weer met elkaar. Dat is natuurlijk al heel wat.
Maar liefst vijftien keer ontmoetten Israëlische en Palestijnse onderhandelaars elkaar de afgelopen drie maanden. Gemiddeld duurden de sessies drie tot vier uur. Tijd genoeg om serieus zaken te doen, zou je denken.
Niets is minder waar. De bijeenkomsten bestonden voornamelijk uit powerpointpresentaties. En de mogelijkheid om na afloop verduidelijkingsvragen te stellen. Erg van deze tijd. Maar van onderhandelen was geen sprake.
Gebaren van goede wil waren er ook. De grootste geste kwam dit keer van Palestijnse zijde. Zij wilden weer práten – en dat was best bijzonder. Want tot afgelopen zomer weigerde de Palestijnse Autoriteit elk gesprek, zolang Israël niet stopte met huizenbouw op de Westelijke Jordaanoever.
Israël kwam ook over de brug. Vorige week nog liet de Joodse staat enkele tientallen Palestijnse gevangenen vrij. Terroristen, welteverstaan. Puur om het gesprek gaande te houden.
Vandaag komt de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, John Kerry, in Israël aan. Vanaf morgen voert hij overleg met beide partijen. Hij zal te horen krijgen dat Israël en de Palestijnen hun openingsposities aan elkaar kenbaar hebben gemaakt. Misschien heeft hij de powerpointpresentaties van tevoren al gekregen.
Openingsposities? Waren die al niet sinds de Osloakkoorden van 1993 genoegzaam bekend? Twintig jaar lang hebben de partijen elkaars basisstandpunten kunnen bestuderen. En nu krijgt de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken morgen een presentatie van de openingsposities. Het is maar waar je je voor leent.
Dat laatste snapt John Kerry natuurlijk ook wel. En dus heeft hij een flinke stok achter de deur meegenomen. Als de partijen niet tot een vergelijk komen, kunnen –lees willen– de Verenigde Staten niet voorkomen dat de Palestijnse Autoriteit lid van het Internationaal Strafhof wordt. Dat zou de weg effenen om een internationale aanklacht tegen Israëlische politici in te dienen.
Tegelijkertijd komt Washington met een plan om miljarden dollars in de Palestijnse economie te investeren.
President Obama moet wát doen om zijn ambities kracht bij te zetten. Dat is evengoed legitiem – en soms zelfs regelrecht moedig. Maar ook in dit geval kan het geen kwaad om goede voornemens aan de harde realiteit te toetsen. Die zal vermoedelijk in januari 2014 niet anders zijn dan vandaag.