Opinie

Ons land wordt opnieuw bestuurd door een blanke, seculiere elite

Het Koninkrijk der Nederlanden maakt zich op om zijn 200-jarig bestaan te gaan herdenken. Kunnen wij fier meevieren?

2 November 2013 13:22Gewijzigd op 15 November 2020 06:46

Eind deze maand is het zover. Op 30 november, om precies te zijn ’s morgens om 11 uur, zal prins Willem Frederik in de persoon van acteur Huub Stapel net als 200 jaar geleden op het strand van Scheveningen landen, aan land gebracht door een boerenkar. Vervolgens zal hij, omstuwd door zo’n 700 figuranten, zijn intocht in Den Haag herhalen, waar op Plein 1813 een ceremonie zal plaatsvinden, gadegeslagen door onze huidige koning, die niet de vierde in het rijtje van deze eerste Willem wilde zijn.

Bij het aanschouwen van dit alles dienen wij „een beetje fier op onze eigen natie” te zijn, zei burgemeester Van Aartsen van Den Haag deze week bij de presentatie van alle herdenkingsplannen. Is dat zo?

Natuurlijk, er is 200 jaar geleden iets groots verricht – met dank aan de conservatieve staatsman (en Edmund Burkevertaler) Gijsbert Karel van Hogendorp. In de decennia ervoor was het land onrustig en chaotisch geweest. In navolging van de Amerikanen en de Fransen, die al eerder in verzet waren gekomen tegen een absolutistisch bewind dat wel belasting vroeg maar geen politieke rechten toekende, waren ook de Nederlanders in opstand gekomen – tegen de kliek van stadhouder en regenten die samen nog geen 2 procent van de bevolking vormden, maar wel alle touwtjes in handen hadden.

De vrijkorpsen van de Bataafse patriotten overspeelden hun hand, zoals bekend, toen zij Wilhelmina van Pruisen, de vrouw van de laatste stadhouder, bij Bonrepas arresteerden en haar broer, koning der Pruisen, orde op zaken kwam stellen. Maar de verbannen patriotten namen in 1795 wraak toen zij met de Franse revolutielegers Nederland binnentrokken en de Bataafse Republiek vestigden. Die republiek zou voortaan gebaseerd zijn op een heilig principe: het principe van de gelijkheid. Voor privileges was geen ruimte meer. Burgers grepen de macht en verklaarden dat alle godsdiensten gelijk zouden zijn en kerk en staat gescheiden. Ze hebben twee jaar over een grondwet vergaderd, maar over deze kwestie waren ze het binnen een paar weken eens.

Onrust en instabiliteit volgden. Er kwam een bewind van twaalf mannen, en vervolgens een bewind van een sterke man, Schimmelpenninck. Napoleon stuurde uiteindelijk zijn broer Lodewijk, maar verving ook hem. Tot hij zijn Waterloo in de Slag bij Leipzig vond. Toen begreep het driemanschap onder leiding van Gijsbert Karel dat ze snel iets moesten doen om te voorkomen dat buitenlandse mogendheden de toekomst van Nederland zou bepalen. Ze riepen een zoon van de verdreven stadhouder terug, hij kwam, en in Scheveningen en Den Haag was het ”Oranje boven” niet van de lucht.

Het duurde nog 35 jaar totdat Nederland een echte democratie was, met een koning wiens macht door de constitutie definitief aan banden was gelegd. Een republiek met een Oranje aan het hoofd. Dat was de situatie in 1848 en zo is het gebleven.

Die nieuwe staat wilde een eenheidsstaat zijn, en dat is voor liberalen van allerlei slag en kleur een invalshoek geweest om de publieke ruimte met hun eigen waarden en normen te begrenzen. De Gereformeerde Kerk werd de Nederlandse Hervormde, met ruimte voor iedereen. Het onderwijs werd nationaal en neutraal, instituten voor voorbeeldig burgerschap in alle maatschappelijke en christelijke deugden. Wie achterbleef deed niet meer mee, verklaarde de liberaal Kappeyne van de Coppello aan het einde van de eeuw.

Het heeft het christelijke volksdeel veel strijd en moeite gekost om Nederland weer terug te krijgen bij zijn historische wortels. De kerngedachte die Nederland had gevormd was immers de idee van de christelijke vrijheid. Dat wil zeggen: van tolerantie in de ware, klassieke betekenis van het woord. Dat betekent dat, hoezeer het je ook spijt dat anderen anders denken en leven dan jij, en ook al zou je de macht hebben om hen te dwingen zoals jijzelf te denken en te handelen, je dan toch nooit met behulp van het instrumentarium van de staat die anderen daartoe zou willen dwingen. Er is iets waar je van afblijft. Van iemands diepste overtuiging en geweten. De staat is er om de diversiteit te faciliteren en door de grenzen van de wet te beperken.

Maar nu de macht van de christendemocratie is verschrompeld, nu ons land opnieuw bestuurd wordt door een blanke, seculiere elite die met het wapen van artikel 1 van de Grondwet in de hand de grenzen van de publieke ruimte denkt te kunnen bepalen, nu komt die vrijheid en tolerantie opnieuw in gevaar. We kennen allemaal de voorbeelden. Gewetens worden gedwongen, de ruimte van de vrijheid begrensd. De gewetensbezwaarde ambtenaar moest verdwijnen, bijzonder onderwijs moet onder het juk van een acceptatieplicht door, de rituele slacht moet worden verboden, en zelfs de jongensbesnijdenis is ter discussie gesteld.

Ik wil dolgraag een beetje fier op onze eigen natie zijn. Maar dan wel op onze natie zoals die was, een land van christelijke vrijheid, voordat het door het „vreemd, overspelig gras” (Ida Gerhardt) van een tiranniek liberalisme werd overwoekerd.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer