Opinie

Steun aan seculiere coalitie

Onder Rutte I had de SGP een bijzondere positie. In de loop van de tijd werd dat steeds duidelijker. Niet voor niets sprak men van de Stille Gedoog Partner. Kennelijk kon een kleine partij die een strategische positie innam, wel degelijk invloed hebben op het regeringsbeleid.

dr. C. S. L. Janse

28 October 2013 09:04Gewijzigd op 15 November 2020 06:39
beeld ANP
beeld ANP

Met de val van dat kabinet kwam daar een eind aan. Maar ook Rutte II heeft geen meerderheid in de Senaat. Te gemakkelijk was men er bij de formatie van uitgegaan dat wanneer VVD en PvdA elkaar konden vinden, ‘tussenliggende’ partijen als CDA en D66 de regeringsvoorstellen meestal wel zouden steunen.

Dat gold in ieder geval niet voor het beoogde bezuinigingspakket. Dat bevatte forse ingrepen, waarmee een partij zich niet populair maakt. Uiteindelijk waren D66, ChristenUnie en SGP bereid het kabinet te steunen, nadat een aantal van hun wensen gehonoreerd was.

D66, ChristenUnie en SGP: een merk­waardige combinatie. Paars met de Bijbel, zo werd wel gezegd. Hoe was een dergelijke combinatie mogelijk? D66 is bij uitstek een seculiere partij die vooroploopt om allerlei christelijke elementen uit onze wetgeving te verwijderen. Tijdens het vorige kabinet was het Pechtold die Rutte verweet dat hij een fundamentalistische partij als de SGP naar de ogen moest zien.

En is het kabinet-Rutte II niet bij uitstek een seculier kabinet, ook al geldt de premier als vrijzinnig protestant? Lag het nu op de weg van SGP en ChristenUnie om zo’n kabinet te hulp te komen?

Nu geldt zeker voor de SGP dat zij een gouvernementele partij is. Zij weet dat de overheid Gods dienares is. „De machten die er zijn, die zijn door God geordineerd” (Rom. 13:1).

De overheid is geen noodzakelijk kwaad, maar een geschenk dat wij uit Gods hand hebben ontvangen. Wie dat niet gelooft, moet maar eens gaan kijken in landen waar het overheidsgezag is weggevallen.

Dat betekent dat wij niet behoren mee te doen met het ongeremd afgeven op de Haagse politiek, zoals je dat tegenwoordig, ook in de media, alom tegenkomt. Dat wij niet voortdurend lopen te schelden op de Haagse politici die er een bende van maken.

Gezagsdragers dienen wij te erkennen als degenen die God over ons geplaatst heeft. Dat men dat in de wereld niet meer beseft, kan men zich voorstellen. Mensen voor wie de Bijbel gezaghebbend is, zouden daar toch anders over moeten oordelen.

We mogen daarom niet zeggen dat het ons allemaal niets kan schelen als het politieke cynisme in ons land nog verder toeneemt en de puinhoop steeds groter wordt. Zeker tegen de achtergrond van de slepende economische crisis en gezien de politieke instabiliteit van de afgelopen jaren zou het ongelukkig zijn wanneer het kabinet zou vallen en er weer nieuwe verkiezingen komen.

De laatste elf jaar heeft Nederland niet minder dan vijf Kamerverkiezingen gehad. De gemiddelde zittingsduur van een kabinet is minder dan twee jaar. De laatste keer dat een kabinet de normale zittingsduur volmaakte, was in de jaren negentig.

Dat alles neemt niet weg dat veel in het kabinetsbeleid fundamentele bezwaren oproept. Dat moeten we niet verzwijgen. Op allerlei punten is er een grote afstand tussen het beleid zoals het is en de wetgeving die voorgesteld wordt enerzijds en zoals die zouden moeten zijn anderzijds. Wie een beetje om zich heen kijkt en het nieuws volgt, weet daarvan.

Maar er zijn ook terreinen waar de afstand beperkt is. Waar ook de SGP en ChristenUnie zonder al te veel bezwaren het voorgestelde beleid zouden kunnen steunen. Of waar de afstand in ieder geval niet zo groot is dat daar niet over te praten valt. Dat geldt bijvoorbeeld voor de finan­ciële, economische en sociale sector. Ook D66 komt dan in beeld.

Wel moet duidelijk zijn dat de positie van de SGP onder Rutte II minder voorstelt dan onder Rutte I. Vanwege de polarisatie bleef de SGP voor dat kabinet vaak als het enige alternatief over om in de Eerste Kamer een meerderheid te krijgen. De zetel van SGP-senator Holdijk was destijds een gouden zetel.

Momenteel is er meer dan één zetel nodig om de regeringscoalitie in de Senaat aan een meerderheid te helpen. Het CDA laat het daarbij volstrekt afweten. Vanuit de christendemocratische traditie gezien is dat een merkwaardige opstelling. De dramatische verliezen bij de laatste twee verkiezingen (van 41 naar 13 zetels) hebben kennelijk een grote ontreddering teweeggebracht.

Toen uiteindelijk ChristenUnie en SGP, samen met D66, de hulptroepen van het kabinet bleken te zijn, was duidelijk dat –anders dan onder Rutte I– de tegenprestatie niet gezocht kon worden in de immateriële sector. Dat zou voor D66 onaanvaardbaar zijn geweest. Maar inzake de financiële positie van gezinnen was er wel degelijk het een en ander binnen te halen wat van wezenlijke waarde was.

De ChristenUnie trad in 2007 toe tot het laatste kabinet-Balkenende. Voor de SGP was en is er ten opzichte van de beide kabinetten-Rutte sprake van een gedoog­constructie, waarbij men wel een zekere invloed heeft, maar niet de verantwoordelijkheid draagt voor het totale beleid. Een beleid waarvoor men toch eigenlijk ook geen verantwoordelijkheid kon dragen.

Zijn de partijen daarmee volwassen geworden? Dat lijkt mij geen gelukkige formulering. Daarmee wordt te veel gesuggereerd dat je pas een echte politieke partij bent wanneer je mee mag doen met de besluitvorming op hoog niveau. Uiteraard moet je de kansen niet laten liggen als die je geboden worden.

Wezenlijk voor een christelijke partij is echter dat zij haar uitgangspunten vindt in Gods Woord en die probeert uit te dragen. Wie als christenpoliticus per se mee wil tellen en mee wil doen (en dat is uiteraard strelend voor het vlees), loopt het risico om zijn identiteit te verliezen of af te zwakken.

In hun opstelling ten opzichte van het vorige kabinet stonden SGP en ChristenUnie vrij ver van elkaar. De een zag wel wat in het kabinet, de ander verfoeide het. Ook de gang van zaken rond de Senaats­verkiezingen en eerder al die ten aanzien van de fractievorming in het Europees Parlement, vergrootte de afstand tussen beide partijen.

Inmiddels is de lucht weer opgeklaard. In het moeizame begrotingsoverleg van de afgelopen maand trok men zij aan zij op en voor de Europese verkiezingen van volgend jaar komt er weer een gemeenschappelijke lijst. Dat is ook maar het beste.

Dit alles gevoegd bij het feit dat de SGP (onder juridische en politieke druk) besloot de blokkade voor vrouwelijke kandidaten op te heffen, bracht sommigen op het idee dat een fusie van SGP en ChristenUnie een kwestie van tijd is.

Nu heeft de SGP wel een traditie van samenwerking rond verkiezingen. Vroeger met ARP en CHU, later met RPF en GPV, en nu met de ChristenUnie. Maar daar wilde men het graag bij laten. En dat niet zonder reden. Onmiskenbaar is er ook nu een groot verschil in geestelijk klimaat tussen SGP en ChristenUnie. En op allerlei principieel gevoelige punten trekken de mannen­broeders van de SGP de lijnen duidelijk strakker. Verder geldt dat de ChristenUnie met het oog op de raadsverkiezingen van volgend jaar toenadering zoekt tot het CDA. Ook dat heeft wat te zeggen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer