Non-transparantiebeleid Israël werkt goed
Het is goed dat Israël ondanks druk uit de regio geen transparant beleid voert over zijn vermeende nucleaire programma. Dat betogen drs. Bas Belder en drs. Dick Jan Diepenbroek.
Transparantie en wederkerigheid. Het zijn bijna sacrale woorden voor hen die ijveren voor een Midden-Oosten zonder massavernietigingswapens. Politiek geladen termen, die vandaag de dag weer volop circuleren vanwege de voorziene ontmanteling van het Syrische chemische wapenarsenaal en de internationale heropening van het slepende Iraanse nucleaire dossier.
„Nu is Israël aan de beurt om transparant te zijn”, hoor je herhaaldelijk klinken. Maar die eis houdt geen rekening met een dubbele context: het verschillende gedrag van de afzonderlijke staten en de interstatelijke verhoudingen en dreigingen in het Midden-Oosten. Israël mag en kan niet worden gelijkgesteld met Syrië en Iran.
De Joodse staat komt er open voor uit: Israël geeft geen uitsluitsel over zijn nucleaire programma. Doorgaans wordt deze stellingname internationaal als “ambiguïteit” geduid. Dit begrip verhult het gegeven dat Israël ontkent noch bevestigt wat anderen naar buiten brengen.
Stabiliteit
Terecht breken Israëlische experts een lans voor de strategie van hun land. Omdat Israël zwijgzaam was over eventuele nucleaire middelen en daarmee nooit dreigde, legden de meeste regionale staten zich –al dan niet met grote tegenzin– bij de situatie neer. Zij voelden dus ook geen onmiddellijke noodzaak zich atomair te versterken. Dat kwam en komt de stabiliteit in de regio ten goede. De bewuste “ambiguïteit” is zo een strategisch instrument.
Israëls terughoudendheid –zeg: geheimhouding– op nucleair terrein is niet bedoeld om potentiële vijanden om de tuin te leiden. Het enige wat het land concreet kwijt wil, is dat het niet de eerste wil zijn die nucleaire wapens in de regio introduceert.
Zeker, dat stemt tegenstanders van Israëls strategie niet tevreden. Zij werpen tegen dat het allang bekend zou zijn dat Israël een nucleaire staat is. Al jarenlang voert Egypte, de officiële vredespartner, campagne om Israël te dwingen toe te treden tot het nucleaire Non-Proliferatieverdrag (NPV). Merkwaardig, want Egypte tekende een vredesverdrag met Israël zonder te eisen dat de staat zich eerst moest aansluiten bij het NPV.
Het is niet toevallig dat Egypte, maar ook de Arabische Liga en Iran, voortdurend hebben aangedrongen op een Israëlische onderwerping aan het NPV. Dat kan namelijk alleen als een staat geen atomaire wapenmacht meer is. Met andere woorden: Egypte, de Arabische Liga en Iran pogen Israël via het NPV in het nauw te drijven en van zijn (eventuele) afschrikkingsmiddelen te beroven.
Zo raken we aan de kern van Israëls profilering. De staat ziet zich tot op heden geconfronteerd met zelfverklaarde vijanden die eenvoudig niet wensen te berusten in het bestaansrecht van een soeverein Israël.
Perfect passend
In zo’n risicovolle leefomgeving past non-transparantie over de eigen verdedigingslinie perfect. De redelijkheid hiervan dringt maar moeilijk door bij Europese voorvechters van een Midden-Oosten zonder massavernietigingswapens. Ten onrechte beschouwen zij transparantie als iets dat inherent en in alle gevallen positief en verplicht is.
Wie een tijdje meeloopt in Brussel weet hoe in de Europese instellingen als het ware tussen neus en lippen door de Israëlische veiligheidsbelangen worden beleden. Wat ontbreekt is het besef dat Israëls deelname aan wereldwijde verdragen of regionale arrangementen wordt bepaald door zijn veiligheidssituatie. Het ontbreekt Israël aan echte vreedzame betrekkingen of betekenisvolle politieke relaties met veel buren.
In zo’n situatie kun je je moeilijk voorstellen dat Israël afstand zou doen van zijn huidige strategie, oordelen onderzoekers ter plaatse. „Israël staat open voor een geschikte aansluiting bij internationale verdragen, maar de staat is tegelijkertijd zeer bezorgd over het aantal vijandige landen in de regio die wel verdragen over massavernietigingswapens onderschreven, om vervolgens hun verplichtingen niet na te komen door opzettelijk de internationale gemeenschap te bedriegen”, zo luidt hun vernietigende conclusie.
Schoolvoorbeeld van dergelijk bedrog is het Iraanse nucleaire programma. Neem de zogenoemde Code 3.1, die bepaalt dat Teheran elke nieuwe reactorbouw dient te melden aan het bevoegde Internationaal Atoomagentschap, inclusief alle details en de voortgang van het project. Tot op heden heeft Iran dat nagelaten voor de zwaarwaterreactor in Arak, hoewel de werkzaamheden al in 2006 begonnen. Over non-transparantie gesproken. En Israël moet dan op vrijwillige basis nucleaire transparantie betrachten, vanwege een Iraans diplomatiek glimlachoffensief? Het is te doorzichtig en grotesk voor woorden.
De auteurs zijn respectievelijk europarlementariër en beleidsmedewerker van de eurofractie van de SGP.