Zorgcoöperatie Hoogeloon: mix van zelfzorg, vrijwillige en professionele zorg
Oud worden in je eigen huis. Niet vereenzamen dankzij mantelzorgers. Als je moet verhuizen, op het eigen dorp blijven. In het Brabantse kerkdorpje Hoogeloon kan het allemaal. Het geheim: de in 2005 door enthousiaste burgers opgerichte zorgcoöperatie. Ook elders in het land krijgt het initiatief navolging. Maar, „voorlopig blijft het uniek wat er in Hoogeloon gebeurt.”
De melk en de suiker? „Die staan daar”, wijst mevrouw Van Rooij. De kwieke dame zit in de gemeenschappelijke ruimte van Den Bogerd; een complex van bejaardenappartementen. Het is donderdagochtend tegen tienen en de pastoor van Hoogeloon, een Brabants kerkdorpje dat onderdeel is van de gemeente Bladel, heeft Den Bogerd net verlaten na de wekelijkse mis.
Om het de Hoogeloonse ouderen zo gerieflijk mogelijk te maken, wordt de religieuze plechtigheid niet gevierd in de plaatselijke kerk maar in Den Bogerd. „Meneer pastoor komt naar ons toe”, glundert Van Rooij.
Meneer Piet van 90 van het vaste groepje biljarters neemt voorzichtig een keu uit het rek. Drie vrijwilligers gaan ijverig rond met koppen dampende koffie. „Niet met de teller rommelen, hè Piet”, bast vrijwilliger Kees van den Broek. Wekelijks vervoert hij de biljarters met de auto naar Den Bogerd. De mis gaat geruisloos over in het volgende samenzijn: koffiedrinken en kletsen tot 11.00 of 12.00 uur.
Nog de gehele dag en ook de rest van de week zal het in en rond Den Bogerd gonzen van de bedrijvigheid voor en door ouderen. Zo schuift er tussen de middag in een andere ruimte van het pand een vaste eetgroep aan. Buiten Den Bogerd wandelt een groepje ouderen door het dorp in het kader van de vaste dagbesteding. Een ander groepje is actief in Ons Huuksken, nog een ruimte in het gebouw. Wat vanuit Den Bogerd ook gecoördineerd wordt, is het groenbeheer door medewerkers van een sociale werkvoorziening uit Bladel voor thuiswonende senioren in Hoogeloon.
De spil van al die activiteiten op het terrein van de ouderenzorg wordt in Hoogeloon allang niet meer gevormd door de gevestigde zorginstellingen uit de omgeving. Wie in Hoogeloon ouderenzorg wil ontvangen, maakt zijn zorgbehoeften kenbaar bij de Zorgcoöperatie Hoogeloon; opgericht in 2005 en bestuurd door burgers van het eigen dorp.
Hét gezicht van de coöperatie is coördinator Maria Waalen. Twee keer per week houdt zij spreekuur, in Den Bogerd, om te horen welke zorgvragen er leven bij de inwoners van Hoogeloon.
„Voordat mensen bij ons aankloppen voor zorg geven of ontvangen ze die vaak al binnen hun eigen netwerk”, vertelt voorzitter Ad Pijnenborg, vanaf het begin betrokken bij de oprichting van de coöperatie. „Het eerste wat Maria vraagt, is dan ook meestal: Jullie tobben al een halfjaar met vader of moeder. Wat kan de coöperatie doen? Doen wat we zelf niet meer kunnen, is meestal het antwoord. De coöperatie springt bij, de vrijwillige hulp van kinderen, familie, buren of vrienden die al in gang was gezet, loopt gewoon door.”
Wat de coöperatie kan regelen, varieert van vrijwillige tot professionele hulp. Pijnenborg: „Onze vrijwilligers zetten we in voor de klussen- en vervoersdienst. Persoonlijke en verpleegkundige zorg aan huis wordt, met steun van vrijwilligers, gegeven door drie geschoolde beroepskrachten, die bij de coöperatie in loondienst zijn.”
Vorig jaar nam de coöperatie het initiatief voor de bouw van twee zorgvilla’s in Hoogeloon met in totaal veertien kamers voor psychogeriatrische cliënten, al dan niet met een verstandelijke beperking. Pijnenborg: „Inmiddels bieden we dus ook verpleeghuiszorg.” De zorg in de villa’s wordt geleverd door achttien medewerkers die eveneens in loondienst zijn bij de coöperatie. Ze zijn ondergebracht bij een van de zorgaanbieders waarmee de coöperatie samenwerkt. „Uiteraard werken ze volgens de protocollen en richtlijnen van hun beroepsgroep”, vertelt Pijnenborg, „maar de filosofie van de zorgcoöperatie is leidend. Bewoners die volgens de wet op een gesloten afdeling geplaatst horen te worden, mogen bij ons nog met een eigen sleutel op zak rondlopen, mits de familie daarmee instemt. Dat voorkomt dat de cliënt zich opgesloten voelt.”
In de troonrede die koning Willem-Alexander op Prinsjesdag voorlas, kwam de naam Hoogeloon niet voor. Maar de vorst had het dorp in gedachten kunnen hebben toen hij zinnen voordroeg, zoals: „De klassieke verzorgingsstaat uit de tweede helft van de twintigste eeuw heeft regelingen voortgebracht die niet meer aansluiten bij de verwachtingen van mensen. In deze tijd willen mensen hun eigen keuzes maken en voor elkaar kunnen zorgen. Het past in die ontwikkeling zorg en sociale voorzieningen dicht bij mensen en in samenhang te organiseren.”
„Wat hier gebeurt, is totaal iets anders dan: Moeder wordt oud, we gaan kijken of ze in aanmerking komt voor thuiszorg. Of dat we een plek kunnen regelen in een verzorgingshuis”, zegt Pijnenborg. „Wat we hier in acht jaar hebben neergezet, is een prachtige mix van zelfzorg, vrijwillige en professionele zorg. Onderdeel van het verhaal is wel dat je als bestuur voor stevige keuzes komt te staan. Wij merkten op een gegeven moment dat een deel van onze cliënten niet tevreden was over de thuiszorg en de begeleiding die ze via hun persoonsgebonden budget konden krijgen. De thuiszorgcliënten zagen wekelijks tien verschillende gezichten. De anderen kregen te horen dat de begeleiding in Hoogeloon zou worden stopgezet; er waren te weinig deelnemers. Of ze voortaan in Bladel mee wilden doen.
Uiteindelijk hebben we zelf professionals in dienst genomen, zodat we de zorg aan huis én de begeleiding in Hoogeloon konden houden. Dat heb ik geweten. Zo ben je met de VUT en zo zit je thuis weer achter je bureau met een stapel arbeidscontracten voor je neus.
Dat je een ledenorganisatie bent, kan soms ook in je nadeel werken. Omwonenden kunnen bezwaarschriften indienen tegen de komst van een zorgvilla. Daarover kan op een ledenvergadering discussie ontstaan. Cliënten kunnen klagen over een medewerker, zodat je voor de vraag komt te staan of je een ontslagprocedure moeten starten. Hoe dan ook, besluiten moeten altijd rationeel zijn, niet emotioneel. Om dat te kunnen waarborgen, hebben wij vorig jaar besloten om de zorgverlening van de coöperatie onder te brengen in een aparte rechtspersoon, de stichting Samen Anders zorg.”
Arbeidscontracten tekenen, aparte stichtingen oprichten; bekruipt hem nooit de gedachte dat hij de ouderenzorg in Hoogeloon maar beter wel had kunnen overlaten aan de grote zorginstellingen in de buurt? Nee, schudt Pijnenborg, „zeker niet. Als mensen dankzij de coöperatie de zorg voor hun vader of moeder weer zelf op zich kunnen nemen, vinden ze dat enorm waardevol. Nog niet zo lang geleden maakte ik de begrafenis mee van een cliënt, vroeger een bekende winkelier hier op het dorp. Zijn vrouw en dochter hebben hem de acht, negen jaar dat hij dementerend en hulpbehoevend was verzorgd. Bijna helemaal op eigen kracht en het laatste halfjaar, toen hij bijna alleen nog maar op bed lag, met hulp van de coöperatie. In de kerk benadrukte zijn zoon hoe dankbaar de familie was. Hij zei: Dankzij de coöperatie hebben we het bijna allemaal zelf kunnen doen.”
„Elkaar helpen, dat zit ons hier op de Kempen in het bloed”, lacht vrijwilliger Van den Broek. Zo’n groot beroep op vrijwilligers; gaat dat de draagkracht van de coöperatie niet te boven? Nee, schudt Van den Broek, mankracht en inkomsten heeft de vereniging genoeg. „En anders verzet ik de tijdklok van het biljart, zodat er meer muntjes in de teller moeten. Je moet wat overhebben voor goede zorg in je eigen dorp.”
Eén coöperatie maakt nog geen participatiesamenleving
„Het verhaal over zorgcoöperaties werkt aanstekelijk. Het levert persoonlijke zorg dichtbij op. Tegen lagere kosten. Daarnaast is de betrokkenheid enorm. Het lidmaatschap van de vereniging maakt dat mensen zich samen verantwoordelijk voelen voor het organiseren van zorg. Het laat ook zien waar zorg om gaat: een band tussen mensen.”
Het PvdA-Kamerlid Van Dijk steekt zijn enthousiasme over zorgcoöperaties op zijn website niet onder stoelen of banken. Zijn suggestie is duidelijk: zo moet het eigenlijk overal.
Grote delen van de zorg die nu nog worden bekostigd uit de Algemene wet bijzondere ziektekosten worden als het aan kabinet ligt overgeheveld naar gemeenten. Van een verzekerd recht veranderen ze in een voorziening. Als het moet, schakelen gemeenten verpleegkundigen of verzorgenden in, maar eerst bekijken ze grondig wat de hulpvrager en zijn omgeving zelf nog kunnen doen.
Geen probleem, lijkt Van Dijk, die het kabinetsbeleid in de Kamer moet verdedigen, te suggereren. Coöperaties kunnen het gat dat straks dreigt te vallen tussen burgers en gemeenten prima opvullen.
Of ze dat daadwerkelijk kunnen, staat echter nog te bezien. „Getalsmatig zie je het aantal coöperaties wel stijgen, maar voor de conclusie dat er sprake is van een trend is het nog te vroeg”, zegt professor Martin Boekholdt, die aan de VU in Amsterdam veranderingsprocessen in de zorg bestudeert.
Daar komt nog iets bij: de grote diversiteit. Wie de werkwijze van coöperaties inventariseert, ontdekt al snel forse onderlinge verschillen. Zo zijn de activiteiten van de coöperatie Stadsdorp Zuid in de chique Amsterdamse Apollobuurt vooral gericht op welzijnsactiviteiten en onderling contact. Een coöperatie als Tot uw Dienst in het Brabantse Laarbeek stelt zich meer op als gezamenlijke inkooporganisatie van zorg die uit persoonsgebonden budgetten wordt betaald. Of dergelijke coöperaties iets kunnen betekenen voor leden als gemeenten de ouderenzorg in de toekomst verder gaan versoberen, staat nog te bezien.
„De zorgcoöperatie in Hoogeloon is volledig van onderop ontstaan”, zegt Boekholdt.„Dat zorgt voor een grote betrokkenheid van leden, maar ik sluit niet uit dat vergelijkbare initiatieven in andere gemeenten al snel ingekapseld raken in het gemeentelijke web.” Wat een voorspoedige ontwikkeling van coöperaties nog meer in de weg kan staan, is de gebrekkige bereidheid van burgers om te veranderen, denkt Boekholdt. „Lang niet iedereen realiseert zich dat de traditionele verzorgingsstaat echt op zijn retour is. Hoewel het accent duidelijk verschuift naar meer zelfredzaamheid, blijven veel mensen de bestaande ouderenzorg zien als een verworven recht. Wie de focus blijft leggen op alles wat de gemeente eerst zou moeten doen, zal minder geneigd zijn zich in te zetten voor een coöperatie. Vooralsnog blijft het redelijk uniek wat er in Hoogeloon gebeurt.”
Opmars coöperaties
Coöperatieve verbanden in de zorg komen vooral tot ontwikkeling in Brabant. Zes coöperaties in deze provincie hebben zich inmiddels verenigd in het Platform Zorgcoöperatie Ontwikkelingen. Behalve Hoogeloon zijn ook Elsendorp, Helenaveen, Heusden, Laarbeek en Mariahout van de partij.
Een voorbeeld van een zorgcoöperatie buiten Brabant is Nachtopvang in Zelfbeheer (NoiZ) in Utrecht, halverwege de jaren negentig begonnen als een initiatief van drie daklozen die een pand kraakten voor een bed-bad-broodvoorziening. Inmiddels is de NoiZ onderdeel van stichting de Tussenvoorziening, een organisatie voor dak- en thuislozen.
De landelijke thuiszorgorganisatie Buurtzorg Nederland is inmiddels een onderneming, maar vertoont nog steeds de trekjes van de zelforganisatie die zij in de begintijd was.
Ook buiten de zorg zijn er coöperaties ontstaan, al ging een aantal van hen na verloop van tijd kopje-onder. Voorbeelden daarvan zijn Hotel Transvaal, een mobiel projectbureau voor tijdelijke kunstprojecten in de Haagse stadsvernieuwingswijk Transvaal, en Wij Willen Zon, een organisatie voor de collectieve inkoop van een compleet systeem voor zonnepanelen.