Cultuur & boeken

„Het is maar tien uur sporen naar Berlijn”

Titel:

19 November 2003 13:41Gewijzigd op 14 November 2020 00:44

”Joods Amsterdam”
Auteur: Jan Stoutenbeek e.a.
Uitgeverij: Ludion, Amsterdam/Gent, 2003
ISBN 90 76588 45 7
Pagina’s: 176 blz., € 24,50. Het blijft altijd weer schokkend om te lezen. Slechts 10.000 van de ongeveer 70.000 Joden die bij het begin van de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam woonden, overleefden de oorlog. Voor de oorlog was ongeveer 10 procent van de bevolking van de hoofdstad Jood. Niet voor niets kreeg de stad een Joodse bijnaam: Mokum. Het Hebreeuwse woord voor plaats. Tijdens de holocaust bleek Mokum voor Joden echter een van de onveiligste plaatsen ter wereld.

Het boek ”Joods Amsterdam” is de zoveelste eye-opener voor mensen die weinig weten van het rijke Joodse verleden van Nederland en in het bijzonder van Amsterdam. Want rijk was dat verleden. Des te schrijnender wordt de donkere periode van de Grote Catastrofe, zoals de Joden de oorlog noemen.

Wie ”Joods Amsterdam” doorbladert, verbaast zich steeds weer. Wie wist dat de Bijenkorf tot in de jaren tachtig een Joods bedrijf was? Dat het fameuze Amstelhotel door een Jood ontworpen werd? Dat het schitterende pand van Maison de Bonneterie in de Amsterdamse Kalverstraat ooit aan Joden toebehoorde?

De diepe sporen die de oorlog in de Jodenbuurt van Amsterdam getrokken heeft, komen nergens zo schrijnend tot uiting als in de Jodenbreestraat. Sinds de zeventiende eeuw was deze straat het centrum van de Jodenbuurt. Dat is nu allemaal verdwenen. Voor de oorlog al verpauperde de buurt in hoog tempo. De rijkeren trokken weg en degenen die achterbleven, zijn in de oorlog bijna allemaal weggevoerd en vermoord. Ed Hoornik voelde reeds in 1938 de dreiging toen hij de befaamde regels dichtte:

„De Jodenbreestraat is een diep ravijn,

Ik zie mijn schaduw dansen op de wanden.

Het is maar tien uur sporen naar Berlijn.”

Wie eenmaal deze woorden gelezen heeft, kan nooit meer door de Jodenbreestraat lopen zonder iets van de pijn die uit deze dichtregels spreekt te voelen. Tussen leven en dood lag in de Tweede Wereldoorlog maar tien uur.

Psalm 137

Iets van het Joodse verleden van de voormalige Jodenbuurt is dit jaar weer teruggekomen met de heropening van het kosjere restaurant Jerusalem of Gold. Het nieuwe pand op nummer 16 heeft een gevelsteen gekregen met de Hebreeuwse tekst van Psalm 137:5. In het glas eronder wordt de Hollandse vertaling gegeven: „Indien ik u vergete, o Jeruzalem, zo vergete mij mijn rechterhand.”

En verder is ”Joods Amsterdam” vooral een heerlijk bladerboek. Ter voorbereiding op een bezoek aan de hoofdstad, bijvoorbeeld. Want je kijkt echt anders tegen bepaalde panden aan als je weet welke geschiedenis ze hebben. Natuurlijk hebben we het dan over de imposante Portugees-Israëlitische synagoge aan het Jonas Daniël Meijerplein. Zij is een versteende getuige van de macht en rijkdom van de Joodse gemeenschap in vroeger tijden en van de tolerantie van Amsterdam. Het synagogencomplex aan de overkant, waarin nu het Joods Historisch Museum is gevestigd, is niet minder indrukwekkend.

Leuk dat het boek citaten geeft uit een toespraak die de opperrabbijn daar in 1924 uitsprak tijdens een bezoek van koningin Wilhelmina aan de sjoel. Hij legde in die toespraak een verband tussen het Nederlandse koningshuis en koning Sálomo en vervolgt dan: „Daarom, Mevrouw, hebben zij die deze synagoge bezochten het roemruchte huis van Oranje steeds in liefde en trouw gediend. Wanneer ook elders de stormen van willekeur en geweld het huis Jacobs bedreigden, hier was tot op den dag van heden de scepter van Oranje het goddelijk symbool van de meest strikte rechtvaardigheid, ook tegenover de belijders van den Joodse godsdienst.”

Sabbatsrust

Maar er is meer. Kleine pandjes, ergens verscholen, of grote panden die je nooit aan het Jodendom gekoppeld zou hebben. De Bijenkorf, bijvoorbeeld. In 1870 werd dat bedrijf opgericht door Simon Philip Goudsmit. In zijn winkel, die toen nog aan de Nieuwendijk stond, werd zelfs de sabbatsrust in acht genomen. In 1889 nam zijn neef Arthur Isaac de zaak over. Hij besloot tot nieuwbouw en na de Eerste Wereldoorlog werd het grote pand aan de Dam geopend. Dramatisch was het moment waarop bedrijfsleider Goudsmit met de boot naar Engeland kon vluchten en moest beslissen welke vijftig personeelsleden met hem mee mochten. Na zijn vertrek vond in de Bijenkorf een proces van ”Entjudung” plaats. Van de ongeveer 1000 Joodse personeelsleden zijn er uiteindelijk 737 door de Duitsers vermoord. Na de oorlog zette de ondergedoken eigenaar, Isaac, het bedrijf weer voort. In 1980 trad de laatste Isaac uit het bedrijf en uiteindelijk werd het bedrijf eigendom van het Vendex-concern.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer