Commentaar: Wereldarmoededag in Bijbels licht
Een uitgemergelde Afrikaanse vrouw die langs de kant van de weg ligt omdat ze geen energie meer heeft om op zoek te gaan naar voedsel. Of een zwart kind met een oedeembuikje dat wezenloos voor zich uit staart. Jarenlang symboliseerden dergelijke beelden voor rijke westerlingen bij uitstek het probleem van armoede in de wereld.
Sinds 1987 staat 17 oktober als Wereldarmoededag op de kalender. Daarmee zetten de Verenigde Naties een omvangrijk probleem even in de schijnwerpers. Een christen doet er goed aan de ogen daarvoor niet te sluiten, omdat de Bijbel dat niet doet. En omdat armoede, bijvoorbeeld in delen van Oost-Afrika, volop actueel is. Maar ook dichter bij huis gaat er geen week voorbij zonder dat dit verschijnsel het nieuws haalt. Sinds ruim tien jaar geleden de eerste voedselbank in Nederland werd opgericht, verspreidde deze voorziening zich als een olievlek over het land. En niet zonder reden riep de Kinderombudsman onlangs gemeenten op meer aandacht te hebben voor kinderen die in armoede opgroeien. In Nederland dus.
Nu is het zonneklaar dat de armoede van een kind van een bijstandsmoeder in een Vogelaarwijk in Rotterdam van een andere orde is dan die van een leeftijdsgenoot in een door droogte getroffen dorp in Kenia. Toch geldt voor beiden dat de omstandigheden waarin ze leven op z’n minst een bedreiging vormen voor een gezonde groei en ontwikkeling.
De Bijbel is duidelijk als het gaat om zorg voor de armen. „Want de arme zal niet ophouden uit het midden des lands; daarom gebiede ik u zeggende: Gij zult uw hand mildelijk opendoen aan uw broeder, aan uw bedrukten en aan uw armen in uw land”, zo klinkt het in Deut. 15. Een boodschap die in vele toonaarden, in het Oude én het Nieuwe Testament, wordt herhaald en waar we als welvarende westerse christenen misschien weleens te makkelijk overheen lezen.
Nu zijn er tal van redenen te bedenken om niet mild (!) te geven aan de armen. De een ziet de armoede van de man of vrouw om de hoek als eigen schuld – alsof daarmee alles gezegd zou zijn. Een ander wijst er –niet ten onrechte– op dat noodhulpgeld lang niet altijd de kwetsbaarste groepen in derdewereldlanden bereikt. Dergelijke argumenten kunnen echter nooit een reden zijn om een duidelijke Bijbelse opdracht terzijde te schuiven.
In de christelijke gemeente zou een goed gesprek te voeren zijn over wat de Bijbelse boodschap over rijkdom en armoede concreet vraagt van christenen in een van de welvarendste delen van de wereld. En waarom zouden de diakenen, in samenspraak met een predikant, daarbij niet het voortouw nemen? Dat vergt moed, want het kan dan zomaar gaan over spannende vragen rond ingesleten consumptiepatronen en zorgvuldig opgebouwde spaartegoeden.
Op de zogeheten Micha Zondag –komende zondag– besteden diverse predikanten aandacht aan armoede en onrecht. Ook de afgelopen week verschenen uitgave ”Rijk en arm ontmoeten elkaar” van Woord en Daad biedt stevige handvatten om, bijvoorbeeld op een Bijbelkring, bij dit thema stil te staan. Vanuit het besef dat Gods Woord ook onze portemonnee raakt. En dat de arme Lazarus vandaag voor onze poort ligt.