De Wereldbank formuleerde al eerder het doel om de hoeveelheid mensen die moeten rondkomen van hoogstens 1,25 dollar per dag, de grens die de Wereldbank hanteert voor extreme armoede, terug te dringen tot hoogstens 3 procent van de wereldbevolking in 2030. Nu leeft nog circa 18 procent in extreme armoede.

Om het doel voor 2030 te halen moet er al in de komende jaren aanzienlijke vooruitgang worden geboekt. „We denken niet dat we op 3 procent kunnen komen, als we niet minstens op 9 procent zitten in 2020”, gaf Kim aan.

Als het doel voor de komende 7 jaar wordt gehaald, leven er volgens de Wereldbank in 2020 wereldwijd naar schatting 690 miljoen mensen in extreme armoede. Dat zouden er ruim 500 miljoen minder zijn dan in 2010. Die vermindering komt overeen met de halve bevolking van Afrika, benadrukte de ontwikkelingsbank.

„Deze doelstelling herinnert ons eraan dat we bezig zijn met iets historisch”, stelde Kim. „Het betekent ook dat we meer moeten doen om een einde te maken aan extreme armoede. We moeten ontwikkelingslanden helpen hun groei te versnellen, om investeringen aan te trekken en goede banen te creëren.”

De doelen van de Wereldbank zijn ambitieus. Ontwikkelingslanden moeten de komende jaren hun hoogste groeipercentages van de afgelopen jaren evenaren om de doelen te realiseren. Tegelijkertijd blijven de risico’s voor de economische groei groot.

De Amerikaanse president van de Wereldbank verwees in dat kader naar de politieke strijd over de Amerikaanse begroting en het schuldenplafond. „We maken ons grote zorgen. Er is al zoveel tegenwind voor de opkomende markten, dat de impact hiervan verwoestend kan zijn.”

Kim gaf aan dat extreme armoede „binnen een generatie” kan worden uitgebannen. „Maar daar hebben we sterke groei en betrokken politieke leiders voor nodig, en een groeiende sociale beweging die ons dwingt ons te blijven richten op het gewenste resultaat.”