Basisvorming
Kinderen uit lagere milieus een hoger niveau laten bereiken. Dat wilde de politiek in 1993 bereiken met het invoeren van de basisvorming. Door in de eerste jaren na de basisschool een verplicht lespakket voor alle leerlingen in alle schoolsoorten aan te bieden, hoopten beleidsmakers de ontplooiing van scholieren uit achterstandsgroepen te bevorderen.
Inmiddels heeft de commissie-Meijerink zich gebogen over de vraag hoe het nu verder moet met het onderwijs aan de twaalf- tot veertienjarigen. Het advies van deze commissie is: stop met dat eenheidspakket; erken de verschillen in gaven en aanleg tussen leerlingen. Meijerink wil scholen meer vrijheid geven bij het samenstellen van het lesprogramma.
Het aantal kerndoelen -de leerstof die iedere school verplicht moet behandelen- moet drastisch omlaag. En de doelen die overblijven worden globaler omschreven, zodat de scholen meer ruimte krijgen om te variëren in niveau. Bovendien adviseert de commissie het aantal vakken te beperken. Nu krijgen de kinderen in de basisvorming vijftien vakken, straks is dat minder. Een school kan kiezen voor de twaalf traditionele vakken of voor het clusteren van vakgebieden tot zeven nieuwe leergebieden.
Het advies van de onderzoekscommissie bezegelt het failliet van de basisvorming. Onverwacht komt dit niet. Vanaf de invoering van deze onderwijsvorm klonk vanuit de klaslokalen zware kritiek. Een lesaanbod voor alle leerlingen -van vmbo tot vwo- is geen doen. Voor de vmbo’er is het programma te moeilijk en voor de vwo’er te makkelijk. Om met name de kinderen met een lager intellectueel niveau tegemoet te komen gaf staatssecretaris Adelmund van Onderwijs al enkele jaren geleden scholen toestemming het programma te versoepelen. Dat was het begin van de afbraak van de basisvorming.
Het is de verdienste van de commissie-Meijerink dat ze geluisterd heeft naar de bezwaren van het onderwijsveld en onomwonden zegt dat de gelijkheidsgedachte achter de basisvorming niet deugt. Het is een fundamentele vergissing van veel sociaal-democraten om te veronderstellen dat het onderwijs de verschillen tussen mensen wegwerkt. Onderwijs maakt die verschillen in gaven en aanleg juist zichtbaar en vergroot ze.
Onderwijs moet kinderen uitdagen. De basisvorming doet dat onvoldoende. Voor de leerlingen met minder talenten ligt de lat te hoog. Dat geeft het het gevoel: het lukt toch nooit. Voor intelligente kinderen ligt de lat te laag, wat geestelijke luiheid bevordert. Meijerink zegt nu zeer terecht: Geef in het onderwijs elk kind een uitdaging die aansluit bij zijn gaven en talenten.
Opzienbarend is dat advies niet, wel nuchter en ook moedig. Het onderwijs wordt al decennialang geteisterd door het gelijkheidsdenken. De basisvorming is uiteindelijk een aftreksel van de middenschoolgedachte uit de jaren zeventig. Met name de PvdA wilde toen een schooltype invoeren voor alle leerlingen van twaalf tot zestien jaar. Dat plan heeft het nooit gehaald. De basisvorming wel. En uiteindelijk ademt die dezelfde geest als de voorstellen voor de middenschool. Het is stimulerend voor het onderwijs wanneer het verlost zal zijn van die gelijkheidsdwang.