Commentaar: Homo-emancipatie
Minister Bussemaker van Onderwijs hield dinsdag een opmerkelijke toespraak in Amsterdam. Tijdens de jaarlijkse Mosselezing over homoseksualiteit pleitte ze voor diversiteit in het homo-emancipatiebeleid. Religieuze groeperingen –waarbij ze expliciet de reformatorische gezindte noemde– mogen op een eigen tempo bezig zijn met homo-emancipatie.
De bewindsvrouw, die verantwoordelijkheid draagt voor het emancipatiebeleid, stelde dat de overheid níét primair de taak heeft om via beleid gedachten en opvattingen van burgers te veranderen. „Mensen moeten alles kunnen denken en hun leven kunnen leven zoals zij dat willen.” De grens wordt bereikt als opvattingen uitmonden in gewelddadig of intimiterend gedrag.
Daarom hoeven christelijke scholen van haar niet het lesmateriaal te gebruiken dat homo-organisatie COC maakt over diversiteit in seksualiteit. De normen van het COC sluiten niet per se aan bij de normen van religieuze gemeenschappen. Dat orthodoxe scholen een eigen methode hebben, vindt Bussemaker prima. Zo voorkomt de overheid dat mensen worden gedwongen om opvattingen die ver bij hen vandaan staan, over te nemen. „Anderzijds wordt wel het debat aangezwengeld.”
Het betoog van Bussemaker doet weldadig aan. De belangrijkste waarde in een democratie is immers de minderheid. „Geen enkele democratie kan lang bestaan als zij niet, als fundament voor haar bestaan, de erkenning van de rechten van minderheden accepteert”, zei de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt ooit. Bussemaker beaamde dat.
Toch geeft de lezing van Bussemaker ook reden tot zorg. Ze pleitte namelijk niet alleen voor diversiteit in het homo-emancipatiebeleid. De bewindsvrouw was ook heel duidelijk over de geldende norm: gelijkheid. Die gaat voor haar „boven andere waarden en diversiteit.” Daarom verdedigde ze bijvoorbeeld het verbod op het aannemen van nieuwe trouwambtenaren met gewetensbezwaren tegen het sluiten van homohuwelijken. De overheid geeft zo zelf „het goede voorbeeld” en laat zien „dat homo-acceptatie de norm is. En homofobie de afwijking.”
Door gelijkheid te stellen boven andere waarden en normen beweegt Bussemaker zich op glad ijs. Om minderheden echt tot hun recht te laten komen, doet de overheid er beter aan om niet gelijkheid als uitgangspunt te nemen, maar (geestelijke) vrijheid. Dat sluit beter aan bij de Nederlandse traditie. De gelijkheidsideologie biedt minder ruimte voor afwijkingen dan het uitgangspunt dat rechten van minderheden geaccepteerd dienen te worden.
Wie het uitgangspunt verdedigt dat het huwelijk een zaak is van man en vrouw, kan dan de publieke opinie tegen zich krijgen, maar staat wel in een traditie van twintig eeuwen. En het Bijbels getuigenis.
Daarmee is niet gezegd dat er niet gesproken mag worden over homoseksualiteit. RefoAnders twitterde woensdag naar aanleiding van het betoog van Bussemaker terecht: „Bespreekbaarheid homogevoelens bevorderen voorkomt meer leed dan de vrijheid van homoseksualiteit bevorderen.”