Opinie

Durf grotere beslissingen te nemen rond Europa

Nederland moet onvermijdelijke economische en politieke keuzes durven maken, stellen drs. Arthur van Riel en dr. Adriaan Schout.

drs. Arthur van Riel en dr. Adriaan Schout
30 September 2013 21:29Gewijzigd op 15 November 2020 06:08
„Discussies in de Kamer hebben veel weg van struisvogelpolitiek.” Foto ANP
„Discussies in de Kamer hebben veel weg van struisvogelpolitiek.” Foto ANP

Het lijkt wel of er een economische lente aankomt. De Troonrede was licht optimistisch van toon en ook de Europese economie lijkt uit het dal te kruipen. Maar vergis u niet: een afvlakkende krimp is nog geen groei. In het persbericht van Eurostat van augustus waarin voor het eerst iets doorklonk van herstel, stond ook dat de cijfers van jaar op jaar nog altijd negatief zijn. En economische discussies in de Kamer beperken zich inmiddels tot de vraag of er nu een miljard meer of minder bezuinigd moet worden. Alsof daarmee voldoende daadkracht is getoond.

De positieve berichten kunnen niet verhullen dat er nog veel structurele problemen zijn op te lossen. De gemiddelde werkloosheid in de EU bedraagt 12 procent. Vijf eurolanden zitten in bail-outprogramma’s, controles op kapitaalverkeer beperken de inwisselbaarheid van Cypriotische euro’s, het vertrouwen in de Europese en nationale instellingen is gedaald, enzovoorts. De groeiverwachtingen op langere termijn stemmen ook niet tot vreugde. Kortom, de Economische en Monetaire Unie (EMU) blijft het struikelblok in de crisis. Schijnbaar wil men dat niet inzien.

Drie lijnen

Nederland hoopt langs drie lijnen te ontsnappen aan de Europese zwaktes. Ten eerste zet ons land in op strikte regels om Europese beleidscoördinatie af te dwingen. Een decennium aan coördinatie heeft echter nog niet bijgedragen tot convergentie. Economische kernvariabelen zijn steeds verder uit elkaar gegroeid. Arbeidskosten per product liggen in Duitsland bijvoorbeeld gemiddeld een kwart lager dan in Zuid-Europa.

Ten tweede vertrouwen we erop dat bezuinigingen op korte termijn en structurele hervormingen voor de lange termijn leiden tot groei en houdbare schulden. Maar de ervaring met het IMF laat zien dat deze hoop ijdel is. Het duurt decennia om hoge publieke schulden terug te dringen via bezuinigingen. Investeerders blijven weg zolang budgettaire donderwolken boven de markt blijven hangen. Aanhoudende onduidelijkheid over schuldenbergen houden markten wantrouwig en consumenten afhoudend.

De bankenunie, de derde Nederlandse ontsnappingslijn, moet ervoor zorgen dat overheden en banken kunnen vallen zonder elkaar mee te sleuren. De financiële wereld moet zelf risico’s afdekken en onafhankelijk toezicht moet nieuwe gevaren voorkomen. Maar een dergelijke notie van toezicht loopt achter op de werkelijkheid. De grip op financiële markten is beperkt. Grote financiële bedreigingen blijven politieke problemen. Een bankenunie is geen tovermiddel.

Struisvogelpolitiek

De drie lijnen waar Nederland op vertrouwt zijn, kortom, niet afdoende. De EMU blijft instabiel en kost welvaart in plaats van die op te leveren. Intussen stevenen we af op een ”Ever Closer Union”, waarbij we steeds meer soevereiniteit overdragen aan Brussel.

Het is hoog tijd dat we de achterliggende problemen aanpakken. Dat kan ten eerste door de les uit vorige crises te trekken dat eenzijdige bezuinigingen niet werken. Het macrobeleid in de EU moet gebaseerd zijn op tweezijdige aanpassing – het kernpunt van John Maynard Keynes in zijn beroemde ”The Economic Consequences of the Peace” uit 1919. Nederland en alle andere eurolanden moeten accepteren dat er financiële mechanismes nodig zijn voor het opvangen van schokken en dat landen met handelsoverschotten moeten spenderen omwille van de economie van de EMU.

Ten tweede zijn publieke en private schuldsaneringen nodig; hoe sneller hoe beter. Nu gebeurt dat via de ECB maar dat is onvoldoende, ondoorzichtig en ondemocratisch.

Ten derde is de scheidsrechterrol van de Europese Commissie in de huidige vorm onwenselijk. Permanente onderhandelingen met lidstaten over Europees beleid zijn onverenigbaar met effectief toezicht. Lidstaten moeten in eerste instantie zelf toezien op centrale regels. De afspraak uit het Verdrag van Maastricht dat eurolanden elkaar niet financieel mogen bijstaan was naïef maar nodig zolang lidstaten zelf geen onafhankelijke controlesystemen hebben. Het toezicht moet dus herijkt worden. In de aanloop naar de keuze van een opvolger voor Barroso in 2014 durft echter niemand het functioneren van de Commissie te agenderen.

Dit zijn eerste stappen om terug te komen tot duidelijkheid, groei en stabilisatie. De uitvoering vraagt om een omslag in de Europese verhoudingen. Publieke sectoren moeten schokken kunnen opvangen, maar risico’s horen bij marktpartijen te blijven. Huidige discussies in de Kamer hierover hebben veel weg van struisvogelpolitiek. Maar hopen op een echte economische lente is zinloos zonder een verdergaande agenda om de problemen in de EMU op te pakken. De contouren van dit eerlijke verhaal zijn helder.

De auteurs zijn respectievelijk werkzaam bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en Instituut Clingendael. Zij schrijven dit artikel op persoonlijke titel.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer