RWI pleit voor stabieler arbeidsmarktbeleid
Het arbeidsmarktbeleid holt bijna voortdurend achter de feiten aan. Om daarin verandering te brengen is een stabielere benadering nodig. Deze oproep deed voorzitter J. van Zijl van de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) donderdag op het najaarscongres van zijn organisatie.
Volgens Van Zijl is het nu vaak zo dat wanneer de sociaal-economische toestand de inzet van bepaalde maatregelen of instrumenten vergt, deze eerst nog moeten worden bedacht. Zodra ze daadwerkelijk inzetbaar zijn, zijn ze door de inmiddels gewijzigde omstandigheden vaak niet meer nodig. Als ze na enige tijd wel weer relevant zijn, blijken de desbetreffende maatregelen of instrumenten vaak te zijn afgeschaft of wegbezuinigd.
De eventuele invoering van een sollicitatieplicht voor mensen van 57,5 jaar en ouder is illustratief. Het idee is ontstaan in een tijd van hoogconjunctuur. Toen was er veel vraag naar personeel. Momenteel is die vraag er volstrekt niet, maar zitten de ouderen wel met een onrealistische sollicitatieplicht opgescheept, aldus Van Zijl. Doeltreffender zou volgens hem in dit geval zijn dat de centra voor werk en inkomen (CWI) met een algemene sollicitatieplicht als uitgangspunt in concrete gevallen beoordelen wat zinvol is voor wie.
Inspelen op achterhaalde situaties is een verschijnsel dat zich volgens Van Zijl al decennia voordoet, ongeacht de politieke kleur van de achtereenvolgende kabinetten. Om dit probleem op te lossen pleit de voorzitter van de RWI (het overleg- en adviesorgaan van werkgevers, werknemers en gemeenten) voor een systematiek die de arbeidsmarkt minder overlaat aan de grillen van de conjunctuur. Meer stabiliteit en continuïteit in het arbeidsmarktbeleid kan onder andere een effectieve bestrijding van de werkloosheid en verhoging van de arbeidsparticipatie ten goede komen.
Tegelijkertijd moeten werkgevers, werknemers en gemeenten meer zelf „aan de knoppen” mogen draaien, vindt Van Zijl. „Zij kunnen binnen de door de landelijke overheid gestelde kaders snel reageren op wijzigingen in de economische conjunctuur. De beschikbare middelen en instrumenten worden immers niet meer ingeperkt door de conjuncturele situatie.” De RWI-voorzitter spreekt in dit verband van een „stabiliteitspact” tussen politiek en de betrokken organisaties op de werkvloer.
Oud-minister van Sociale Zaken B. de Vries, een van de sprekers op het congres ”Golfbreken of meedeinen” noemde het een grote fout dat de politiek in het verleden met structurele maatregelen op de conjunctuur heeft gereageerd. „De VUT is bijna een kwarteeuw geleden ingevoerd. Tot vandaag de dag hebben we er last van.”
In plaats daarvan wil de CDA’er een soort Zalm-norm voor de uitgavenkant. Helder omlijnde budgettaire spelregels voor arbeidsmarktbeleid zouden een dempende werking kunnen hebben op de stand van de conjunctuur. De Vries zei dit niet als anticyclisch conjunctuurbeleid te beschouwen. „Keynesiaans beleid is een stap te hoog gebleken.”
Staatssecretaris Rutte van Sociale Zaken toonde zich sceptisch over het dempen van de conjunctuur. „Veel geld uitgeven in een periode waarin het goed gaat - daarvan kom je niet snel af.” Volgens hem is het bovendien zeer wel mogelijk deze kabinetsperiode 800 miljoen euro op de sociale zekerheid te bezuinigen en tegelijkertijd een goed arbeidsmarktbeleid te voeren. „Is die combinatie mogelijk? Daarop antwoord ik met een volmondig ja.”