Mariëlle van Uitert heeft in de oorlog het liefst moeders voor de lens
Mariëlle van Uitert heeft haar lesje geleerd. Ze is gegijzeld geweest door Syrische rebellen en gewond geraakt door granaten. Maar haar fotoverhaal is nog niet af. Dus zal ze weer terug moeten.
Ze houdt van moeders. Het zijn de mannen die naar het front gaan, maar de vrouwen die het meest lijden onder de oorlog.
Op veel van de 36 foto’s op de tentoonstelling ”Blik op de oorlog” prijken ze. Syrische vrouwen van wie meerdere zonen aan de strijd deelnemen; de een in het regeringsleger, de ander bij de rebellen. Hoe houden zij hun gezinnen bij elkaar? Dat was de vraag waarmee Van Uitert twee keer naar Syrië ging. „Dat verhaal ga ik nog afmaken.”
De expositie is te zien in voormalig Kamp Vught. Dat heeft voor Van Uitert (1973) iets extra’s. Haar opa zat hier negen maanden. „Maar hij sprak er na de oorlog nooit over.”
Ze noemt zich conflictfotograaf. Een dure hobby. Ze financiert deze met commercieel werk.
Ze ziet er stoer uit, in leren jack en afzakbroek. Maar ze schraapt haar keel als het over de gijzeling in Syrië gaat, eind vorig jaar. Van Uitert was met de rebellen in een ziekenhuis. Er liepen daar „echte jihadi’s”, met baarden en in jurken. Het clubje journalisten voelde al: „Dit is anders.”
Een chauffeur reed de vijf journalisten weer terug. Tot ze werden klemgereden en er tien mannen met kalasjnikovs om de auto stonden. Een andere strijder reed met hoge snelheid verder. Alle vijf journalisten overwogen om eruit te springen, maar dat zou zelfmoord zijn geweest.
Ze werden naar een gebouw gebracht, hun camera’s moesten ze afgeven. Een van de rebellen begon de vloer te dweilen en een stem zei: „Zo dadelijk wordt de videocamera gebracht.” Ze dachten allemaal hetzelfde: Dit wordt een onthoofding.
Een Syrische journalist stelde de gijzelnemers wat vragen. „De emir komt zo”, zeiden ze.
De emir kwam niet. Toen werden ze in een auto geladen, naar een koffiehuis gebracht – en vrijgelaten.
Hun gids maakte korte tijd later opnieuw hetzelfde mee. Hij werd boos. Dat ging de rebellen te ver. „Ze kwamen naar het mediacentrum en schoten hem dood.”
Aan het eind van die week zat Mariëlle van Uitert na een betoging tegen Assad in Aleppo met een glaasje frisdrank uit te blazen. Ineens ontploften er mortiergranaten op het plein. Ze kroop snel een gebouw binnen en begon te zoeken naar collega Irene de Zwaan. Dat ze zelf gewond aan haar been was, merkte ze pas later. „Peanuts” vergeleken met de ellende die ze op dat plein had gezien. Omdat de „lap met jodium” de ontstekingen niet tegenhield, besloot ze zo snel mogelijk naar huis te gaan. In Nederland kwamen er twintig scherven uit haar been. „Eén scherf zit er nog in.”
Met de moslimvrouwen in Syrië heeft ze een klik. „Ik krijg zo veel liefde van hen. Ik zoek de pijnkant. Daar zit ook de liefde. Met zulke beelden maak ik de oorlog klein.”
Allemaal komen we uit een moeder voort, zegt ze. „Misschien is dat het.”
”Blik op de oorlog” is te zien tot 9 januari 2014 in Nationaal Monument Kamp Vught. www.nmkampvught.nl