Lútsen Kooistra is altijd op zoek naar het goede
Al bijna twintig jaar staat hoofdredacteur Lútsen Kooistra aan het roer van het Friesch Dagblad. Het had niet veel gescheeld of de enige christelijke regionale krant van Nederland was verdwenen. „Tegen de andere christelijke media zou ik willen zeggen: Kom op, we hebben met z’n allen zo’n grote verantwoordelijkheid voor de wereld, in naam van Christus.”
Ik ben heel blij dat we hier zo zitten, zegt Kooistra in zijn bescheiden kantoorpand in Leeuwarden. „En dat ik nog steeds hoofdredacteur mag zijn van een krant die de ambitie heeft de komende jaren te groeien, zowel qua inhoud als aantal abonnees. Dat is mede mogelijk gemaakt door onze trouwe achterban. Die heeft toch maar mooi dik vier ton bij elkaar gebracht.”
Voor zelfstandig doorgaan was echter 1 miljoen euro nodig. Het was de noordelijke uitgever NDC Mediagroep die het noodlijdende Friesch Dagblad (FD) begin juli te hulp schoot. Het bedrijf nam de exploitatie over van de krant, met zijn 13.000 abonnees, voor de symbolische prijs van 1 euro. De Vereniging Het Friesch Dagblad houdt de titel en de redactie blijft zelfstandig.
Dat laatste is voor Kooistra geen detail. „We hebben hiermee alle kans om door te gaan als krant van de vereniging. Daarvoor zijn we de aandeelhouders van NDC zeer erkentelijk. De leden van de vereniging hebben verantwoordelijkheid genomen voor de eigen nieuwsvoorziening. Dat vind ik een uiting van opperste mondigheid.”
Vaak is zijn spreken als een voortsnellende waterloop. Helder en sprankelend. Maar hij is een denker die ervoor waakt een label opgeplakt te krijgen dat hij niet bij zichzelf vindt passen. Als mensen hem in een hokje willen plaatsen, kan hij zich plotseling gereserveerd tonen. Hij laat zich niet dwingen in het keurslijf van een antwoord dat fungeert als sjibbolet.
Kooistra zwemt graag tegen de stroom in. De redactie van zijn FD leidt hij als was zij een gideonsbende. Hij kan heel extravert optreden, maar hij doet dit veelal omdat het functioneel is. Zijn karakter is juist introvert. Hij slaakt af en toe een diepe zucht en haalt de schouders op. Soms lijkt dat een manier waarop hij zijn innerlijke vrijheid probeert te beschermen en tegelijk degene die hem te na dreigt te komen wat op afstand houdt. Op andere momenten toont hij zich verwonderd als een kind en grossiert hij in uitroepen als: fantastisch, ongelooflijk, wauw!
Het was dit voorjaar niet voor het eerst in de geschiedenis van het 110-jarige FD dat de krant in zwaar weer terechtkwam. Toen Kooistra in 1994 begon als hoofdredacteur waren de omstandigheden ook verre van eenvoudig. Toch besloot hij het avontuur aan te gaan. „Ik wilde de krant als belangrijk element in onze traditie in stand houden, omdat ik oprecht geloof dat christelijke media heel belangrijk zijn voor de eigen achterban. Maar ook omdat de christelijke traditie, in alle bescheidenheid, een woord voor de wereld heeft. Op apostolaire wijze krant zijn: dat is toch ongelooflijk mooi.”
Naar buiten gericht zijn, maar tegelijk je eigen profiel houden?
„Zeker. En ik geef toe, dat is heel spannend. We hebben in het verleden in kerkelijk Nederland ook gezien dat er van alles is misgegaan bij sommige organisaties die apostolair wilden zijn. Dat ze hun christelijke identiteit lieten opgaan in zogenaamde gevulde algemeenheid. Dat is niet de manier. Qua christelijk profiel moet je zo scherp mogelijk aan de wind zeilen. Robuust voor je mening uitkomen. En tegelijk goed luisteren naar je omgeving. Wat kan de christelijke traditie voor de samenleving betekenen?
Neem Mauro, de Angolese jongen die ons land dreigde te worden uitgezet. Woorden als streng, barmhartig en rechtvaardig vlogen je om de oren. Een wirwar van betekenissen werd gegeven aan centrale begrippen uit de christelijke traditie. Wat is het dan mooi dat je als christelijke krant daarover een goed verhaal kunt schrijven. Wat is rechtvaardigheid eigenlijk? En hoe verhoudt zich dat tot barmhartigheid? En dat je dan kunt schrijven dat in de christelijke traditie de barmhartigheid de vervulling van de rechtvaardigheid is. En wat dat betekent in het geval van Mauro. Dat is toch fantastisch? Onze traditie biedt nog zo veel kansen om bij te dragen aan de humaniteit van de samenleving. Dat is een van de grote opdrachten voor onze krant, in een wereld waarin zo veel inhumaniteit is en zo veel bloed vloeit.”
Altijd al journalist willen zijn?
„Aanvankelijk wilde ik organist worden. Na mijn mulo-examen raadde mijn vader me aan om eerst een vak te leren. „Ga maar naar de kweekschool”, zei hij. „Daar hoef je niet zo veel te doen en dan heb je veel tijd om orgel te spelen.” Hij bleek gelijk te hebben. Ik heb de opleiding overigens met veel plezier gedaan. Veel goede leraren gehad ook, aan wie ik nog vaak terugdenk. In het laatste jaar van de kweekschool heb ik toelatingsexamen gedaan voor het conservatorium en werd ook aangenomen. Toen realiseerde ik me: ik kan wel leuk orgelspelen, maar een wereldtalent ben ik niet. Ik heb dat toen niet gedaan. Van jongs af aan had ik ook liefde voor taal: literatuur en poëzie. Dat heb ik vooral van mijn moeder. Je kunt immers een werkelijkheid scheppen met woorden. En ook onderwijs had mijn hart. Dat bracht me ertoe te solliciteren als onderwijsredacteur bij het Friesch Dagblad. Kerknieuws hoorde ook bij die functie.”
Het Friesch Dagblad was voor u een logische keuze?
„Zeker. We hadden die krant thuis ook. Ik kom uit een echt synodaal gereformeerd nest. Gezin van acht kinderen. Niet dogmatisch opgevoed, maar wel echt gereformeerd. En als Fries las je dan het FD.”
De vermaarde hoofdredacteur Hendrik Algra heeft u nog aangenomen. Ook wel de laatste der mannenbroeders genoemd. Wat voor relatie had u met hem?
„In die begintijd nauwelijks. Hendrik was nooit op de krant. Toen hij afscheid had genomen, kregen we wel een band. Hij verzonk toen wat in eenzaamheid. Er is een periode geweest dat we wekelijks belden. Als ARP-senator bemoeide hij zich met onderwijs en hij praatte me dan wat bij. We spraken ook samen over het leven in het algemeen.”
Kijken we naar Algra: waarin komt u beiden met elkaar overeen en waar liggen de verschillen?
„Algra schreef eens een hoofdartikel met als thema: Ziet ge de lijn? Dus: zie je waar het naartoe gaat? Zie je de achtergrond? Heb je in de gaten met welke gezindheid problemen aan de orde worden gesteld en oplossingen geboden? Ik heb diezelfde houding. Ook ik probeer altijd de grote lijn te ontdekken.
Groot verschil is dat Hendrik in zijn tijd een autoriteit was, onder sociale omstandigheden die er nu niet meer zijn. Hij was de gereformeerde paus van Friesland. Die functie bestaat niet meer. Zo voel ik me dus ook niet.”
Het Friesch Dagblad presenteert zich niet meer, zoals vroeger, als gereformeerde krant.
„Maar de synodaal gereformeerde wereld bestaat ook niet meer. Dat hele bouwwerk is ingestort. Wij als gereformeerden meenden vroeger wel te weten hoe het zat. Niet zo erg als de vrijgemaakten, maar toch. Die houding ben ik helemaal kwijt. Wat hebben we toch een pretenties gehad, denk ik weleens. We zijn nu een algemeen christelijke krant. En het spannende van het maken van zo’n krant is dat die wordt gemaakt door mensen die zich committeren aan christelijke uitgangspunten en principes.”
Hoe vertaalt zich dat in de praktijk van alledag?
„Kort samengevat: zoeken naar het goede.”
En wat is voor u „het goede”?
„Ik zal een recent voorbeeld geven. We hebben een koud voorjaar gehad. De weidevogels gingen pas laat broeden. Er zijn boeren die met de overheid zijn overeengekomen dat ze pas na 1 juni mogen maaien. Maar op die datum was er nog geen ei gelegd. We hebben een verhaal in de krant gehad van een boer die zelfs een volle maand later zijn gras nog niet maaide, Want, zei hij, dan gaan de jonge vogels alsnog allemaal dood. De kwaliteit van zijn gras ging wel degelijk achteruit. Toch maakte hij weloverwogen zijn keuze.
Zijn verhaal hebben we met opzet gebracht. En het is mooi om te zien hoeveel reacties we daarop krijgen. Lezers tonen veel waardering voor zo’n boer die een stukje economische schade accepteert omwille van het welzijn van weidevogels. Die gevoeligheid bij de selectie van nieuws heeft mijns inziens alles te maken met zoeken naar het goede.
Zoeken naar het goede is ook, theologisch gezegd, mensen hoop geven. Laten zien dat de wereld weliswaar vergankelijk is, maar dat er ook dingen zijn die onvergankelijk zijn. En vanuit het perspectief van de onvergankelijkheid ontstaat er kijk op de vergankelijkheid. Dat zijn heel tere dingen, waarover je het in de krant natuurlijk soms kunt hebben als een soort leerstuk. Maar waar het vooral op aankomt, is dat je dat laat zien in de wijze waarop je de krant samenstelt. Het heeft te maken met de belangen die je wilt dienen.”
U hebt acht jaar geleden afscheid moeten nemen van elf mensen in de drukkerij. Wat doet zoiets met u?
„Dat geeft slapeloze nachten. En tegelijkertijd weet je dat je het moet doen omdat er anders nog meer arbeidsplaatsen op het spel komen te staan.”
Met hoeveel collega’s denkt u de komende maanden dergelijke gesprekken te moeten hebben?
„Ik weet het niet. Maar ze gaan wel komen. Bij de overname van ons bedrijf door de NDC was dat al bekend.”
U ziet ertegen op?
„De collega’s weten dat er iets gaat gebeuren. De redactie gaat in haar geheel mee. Maar er zullen ontslagen vallen bij de ondersteunende diensten. Hoeveel en wie, dat weten we nog niet. Het zijn spannende tijden. En voor de collega’s die het betreft, is het echt heel naar.”
U hebt door de jaren heen veel hoofdartikelen, commentaren, geschreven. Is er één waarvan u spijt hebt?
„Nee.”
Dat klinkt heel resoluut.
„Ik heb weleens een feitje onbewust verkeerd weergegeven. Maar ik schaam mij nergens voor.”
Stel dat u nog één hoofdartikel zou mogen schrijven. Waarover gaat dat?
„Over de afwezigheid van het geestelijke in onze samenleving. Daarover schrijf ik, hoe dan ook, vaak. Dat houdt me zeer bezig. Ook de afwezigheid van het geestelijke onder christenen. Dat we geen vocabulaire meer hebben om vanuit het geestelijke te denken en te spreken over het materiële. Dat is mijn grote zorg. Ik noem dat de ”ontgeestelijking” in onze contreien.
En waarom maak ik me daarover zorgen? Wel, als we puur materialistisch denken, dan is het leven niet veilig. Dan zien we ons lichaam slechts als een klomp cellen. Terwijl God sprak en de aarde was geboren. Dat is me toch wat: die gééstelijke herkomst van de kosmos. Als we dat niet meer zien, dan worden mens en aarde speelbal van bijvoorbeeld economische driften. Maar er zal ook weer een tegenbeweging op gang komen. Daarvan ben ik overtuigd. Als we maar lang genoeg geduld hebben.”
Levensloop Lútsen Kooistra
Lútsen Kooistra wordt op 19 februari 1951 geboren in Leeuwarden als jongste in een synodaal gereformeerd gezin van acht kinderen. Hij bezoekt de christelijke kweekschool in Sneek en wordt in 1972 redacteur kerk en onderwijs bij het Friesch Dagblad. In 1985 wordt hij redacteur levensbeschouwelijke zaken bij de krant Het Binnenhof, die later opgaat in de Haagse Courant. Vanaf 1992 is hij hoofd van de afdeling voorlichting, presentatie en educatie van het Nederlands Bijbelgenootschap. In 1994 wordt hij hoofdredacteur van het FD; een jaar later tevens directeur. Een studie filosofie aan de VU rondt hij in 2003 af met het doctoraal examen.