Analyse: Schoolezing laat zien dat Rutte wél visie heeft
Als oud-VVD-Kamerlid Boekestijn in 2008 beseft had dat de microfoon nog openstond, was hij vast oplettender geweest. Maar nu flapte hij het er, na een uitzending van De Wereld Draait Door, zomaar uit. „Rutte heeft geen ideeën. Dat is schokkend, hoor.”
Sindsdien is het aan de huidige premier blijven kleven: een man zonder ideeën. Leuke, positieve kerel, dat wel. Als hij je ooit ontmoet heeft, weet hij dat jaren later nog. Maar visie? Dat heeft hij niet, menen velen. Pietje Bel zou eigenlijk zijn favoriete grap met hem moeten uithalen: stiekem een briefje op zijn rug plakken: ”Lege bovenkamer te huur”.
Maar beelden zijn niet zelden ongenuanceerd en oppervlakkig. Hééft Rutte geen visie? Beslist wel. De H. J. Schoolezing, die hij maandag in Amsterdam uitsprak, laat dat zien. Of het voldóénde visie is en of je het ermee eens bent, is iets anders.
Om weg te blijven bij allerlei oppervlakkige beoordelingen van zijn lezing („Knap hè, dat hij het uit zijn hoofd deed!”), twee opmerkingen over de inhoud.
Optimisme
Zoals aan Rutte al jaren het idee kleeft dat hij geen visie heeft, evenzo plakt aan hem het imago van de glimlachpremier. Rutte wuift alle problemen, breed lachend, weg en is een naïeve, van peptalk levende optimist. Yes, we can!
De Schoolezing laat zien dat dit te kort door de bocht is. De VVD-leider ziet wel degelijk onder ogen in welke (economische) crisis Nederland verkeert. Hij rept van oplopende werkloosheid, stijgende zorgkosten en een stagnerende woningmarkt. Maar hij probeert –en neem hem dat nu eens kwalijk– wel door deze narigheid heen te zien.
In de tweede plaats geeft de premier voor zijn tegen-de-klippen-op-optimisme een theoretische onderbouwing. „Het is een morele plicht optimistisch te zijn”, citeert hij de filosoof Karl Popper. En daar zit, goed beschouwd, iets in. Zeker leidinggevenden doen er goed aan zo lang mogelijk te wijzen op kansen, mogelijkheden en oplossingen. Want wat moet een kind aan met een vader die hem de put in praat? Of wat wint een leerling bij een docent die voortdurend zegt dat het met hem nooit wat zal worden? Zo móét ook een politicus positivisme uitstralen. Soms zelfs een klein beetje tegen beter weten in.
Minder staat
Een tweede punt waaruit wel degelijk visie blijkt en waarin Rutte bovendien het gelijk aan zijn kant heeft, is zijn stelling dat Nederland sinds de oliecrisis van 1973 nog altijd bezig is de juiste verhouding te vinden tussen staat en samenleving. En dat, generaliserend gesproken, de overheid nog steeds te veel taken op haar schouders heeft liggen die onvermijdelijk ooit teruggegeven moeten worden aan de samenleving. Neem slechts de zorg. „In 1972 gaven we 8 procent van ons bruto binnenlands product uit aan zorg, als we niets doen is het in 2040 22 procent. Dat kán zo niet doorgaan”, aldus de premier, die daar beeldend aan toevoegde: „De zorg is het koekoeksjong geworden in het nest van de collectieve uitgaven, dat andere nuttige investeringen in wegen, onderwijs en technologie over de rand dreigt te duwen.”
Wie Rutte toch een gebrek aan visie wil verwijten, zou dat hoogstens kunnen doen door hem de kritische vraag voor te leggen hóé hij de samenleving dan zover wil krijgen dat zij verantwoordelijkheden die zo veel jaren comfortabel bij de overheid stonden geparkeerd, weer met vreugde zelf omarmt. Is die samenleving niet (mede door de liberalen) zodanig geïndividualiseerd dat er in het geheel geen voedingsbodem meer is voor een opnieuw, breed en intensief zorg dragen voor elkaar?
Daarop zou Rutte in een volgende hoofdlijnenlezing, of desnoods op zijn wekelijkse persconferentie, eens wat dieper moeten ingaan.