Omgaan met verschillen
Daniëlle van ’t Erve schrijft in Onderwijsblad (juni 2013) over het ontstaan van aparte klasjes op scholen: een plusklas voor hoogbegaafden, een autiklas voor autisten en een blosklas voor kinderen met gedragsproblemen. Nu de invoering van passend onderwijs dichterbij komt, neemt het aantal aparte klasjes voor zorgleerlingen toe. Op die manier hopen scholen vanaf augustus 2014 te kunnen voldoen aan de verplichting om elk kind een passende plek te bieden.
Het voordeel is dat je als school hierdoor tijd en gelegenheid schept om kinderen met specifieke behoeften goed te kunnen bedienen. De nadruk moet echter liggen op integratie. Anders bestaat het gevaar dat je speciaal onderwijs binnen het reguliere onderwijs creëert en dat is juist niet de bedoeling. Maar hoe de integratie veiliggesteld kan worden, is nog steeds een groot probleem. Hoe kun je integreren als je eerst afzondert in aparte groepen?
In landen als Denemarken en Zweden lijkt passend onderwijs alweer op zijn retour. Het aanbod lijkt de vraag te creëren: het aantal leerlingen in de aparte klassen groeit en inmiddels zijn daar lange wachtlijsten voor. Naarmate de klassen voller raken, neemt de roep om een scheiding tussen regulier en speciaal onderwijs toe. Ook in Nederland zijn scholen die weer terugkomen van het clusteren van leerlingen. Behalve dat leerlingen zelf liever niet anders behandeld worden, zijn de kleine klasjes duur en dat is voor veel scholen niet op te brengen.
Lange tijd is de integratiegedachte leidend geweest in onderwijsbeleid. Discussies over het samen naar school, over de ene openbare school waar alle kinderen naartoe zouden moeten, ook over de integratie van minderheden, vertolken de opvatting dat het samenkomen in een klas de integratie bevordert en zelfs de prestaties van leerlingen verbetert.
In een uitvoerig artikel in het tijdschrift Educational Research and Evaluation (vol. 9, nr. 5) doen drs. Gert-Jan Veerman en anderen verslag van een onderzoek naar de samenhang tussen de etnische samenstelling van schoolklassen en de onderwijsprestaties van leerlingen in het Nederlandse basisonderwijs.
In het onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen het aantal allochtone leerlingen in een klas en de diversiteit aan etnische groepen. Er is aanleiding om te concluderen dat een hoog aantal allochtone leerlingen in een klas van de basisschool de prestaties van autochtone kinderen in negatieve zin beïnvloedt, terwijl kinderen van allochtonen minder sterk beïnvloed worden door grote aantallen allochtone leerlingen.
Belangrijkste onderzoeksresultaat is dat een negatieve samenhang gevonden werd tussen etnische verscheidenheid en de score van begrijpend lezen bij allochtone leerlingen in groep 8 van de basisschool. Verscheidenheid aan etnische groeperingen in een en dezelfde klas blijkt negatief uit te pakken voor de leesprestaties van leerlingen die al snel de basisschool verlaten en naar het voortgezet onderwijs gaan. Leraren hebben moeite met het afstemmen van hun instructie op de verschillende behoeften van de leerlingen. Begrijpend lezen is belangrijk voor heel het onderwijs. Opvallend is dat deze verschillen in prestaties bij rekenen niet voorkomen.
In de Nederlandse situatie bestaat keuzevrijheid voor scholen die overigens op gelijke wijze bekostigd worden. Internationaal gezien een uitzonderlijke situatie. Nederlandse ouders zijn wellicht kritischer ten aanzien van de schoolkeuze dan allochtone ouders. Men kan als ouders voor eigen kinderen scholen mijden met veel allochtone leerlingen, zoals men ook bewust kan kiezen voor een christelijke school. Die keuzevrijheid kan de uitkomst van het onderzoek beïnvloed hebben, waardoor de verschillen in prestaties enigermate afgevlakt worden. Dan nog blijken de verschillen tussen klassen met veel etnische groeperingen en een meer homogeen publiek aanwezig.
In ieder geval is met een overvloed aan gegevens aangetoond dat beleid dat zich richt op het verplicht etnisch mengen van scholen een negatieve invloed kan hebben op onderwijsprestaties.
Onderwijsadviseur Willem Mennen schrijft in Speziaal (2013-2) over het belang van groepsdynamische processen in de klas. Passend onderwijs is eropuit om recht te doen aan ieder kind in de groep. In de praktijk betekent dit dat juist individuele ontplooiing als startpunt is genomen en niet de groep. Mennen neemt de groep tot uitgangspunt en wil bereiken dat ieder kind echt bij de groep hoort. Door het bewust inzetten van groepsprocessen wordt het leervermogen van leerlingen in de groep substantieel verbeterd. In elke klas geldt dan een aantal gulden regels. Een heel simpele regel is dat de leerkracht met alle leerlingen in de klas heldere zichtlijnen moet hebben. Ook als leerlingen in groepen zitten, is het belangrijk dat er geen leerlingen zijn die met de rug naar de leraar toe zitten. Zo kunnen groepsprocessen bijdragen aan een goed functioneren van individuele leerlingen in een groep.
Drs. M. Burggraaf, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede Reageren? focus@refdag.nl