Jongeren en democratie
Res Publica (volume 55 nr. 2) bevat de weergave van een onderzoek onder Nederlandse scholieren van 14 jaar over democratie en besluitvorming. Aangezien de nationale en de Europese politiek ver van hun leefwereld liggen, richt dit project zich op democratie in hun dagelijkse leefomgeving.
Uit een onderzoek onder Amerikaanse jongeren blijkt dat bijna de helft van hen geen omschrijving van democratie kan geven. Canadese kinderen van zes jaar leggen de nadruk op consensusvorming, elfjarigen hebben daarentegen de voorkeur voor meerderheidsbesluiten.
Nederlandse scholieren is gevraagd hoe de besluitvorming zou moeten plaatsvinden over het verplaatsen van een les, hoe een meningsverschil tussen leerlingen zou moeten worden opgelost en hoe in de maatschappij omgegaan moet worden met groepen mensen die zij verwerpelijk vinden.
De grootste groep jongeren kiest voor het concept van de meerderheidsdemocratie. De helft van hen vindt dat de minderheid zich zonder meer bij het standpunt van de meerderheid moet neerleggen. Van de jongeren die enige notie hebben van de politieke democratie, vinden de meesten dat wat geldt binnen de klassensituatie ook opgaat voor de politieke democratie. Anderen stellen dat het in de politiek om veel belangrijker dingen gaat. Je moet dan veel meer rekening houden met allerlei belanghebbenden.
Vrijwel alle geïnterviewde jongeren hebben maar een beperkte belangstelling voor de politiek. Zij die in staat zijn democratie te omschrijven, zijn er ook positief over. Dat democratie ook impliceert dat men aandacht heeft voor de positie van minderheden, is opvallend afwezig.
Acta Politica (volume 48 nr. 3) schenkt aandacht aan het verschijnsel dat extreem rechtse partijen relatief veel stemmen krijgen uit de arbeidersklasse. Dat is temeer opvallend omdat arbeiders vanouds hun stem gaven aan linkse partijen. Ter verklaring is wel gewezen op het feit dat iemands sociale positie tegenwoordig veel minder bepalend is voor zijn stemkeuze. Doorslaggevend zijn zijn politieke standpunten. Arbeiders hebben vanouds autoritaire opvattingen en staan afwijzend ten opzichte van vreemdelingen.
Daarnaast is wel gesteld dat de toegenomen internationale concurrentie arbeiders meer ontvankelijk heeft gemaakt voor het marktdenken. Dat is echter niet aannemelijk. Blijft over de vraag waarom arbeiders met linkse opvattingen over de economische politiek sinds de jaren tachtig hun stem laten bepalen door hun rechtse standpunten over andere beleidsterreinen.
Een zelfindeling op een links-rechtsschaal laat zien dat de positie van arbeiders in de loop der jaren nauwelijks veranderd is. Wel is de betekenis van sociaaleconomische strijdpunten in hun ogen afgenomen. In 1980 waren die voor 35 procent van de Europese arbeiders het belangrijkste, twee decennia later was dat nog maar voor 17 procent het geval.
Dat hangt samen met verschuiving van de politieke fronten. In veel landen staan de sociaaleconomische kwesties minder dan vroeger centraal in de politieke strijd. Extreem rechtse partijen slagen er daardoor beter in om stemmen te trekken uit de arbeidersklasse. Arbeiders moeten immers kiezen tussen een extreem rechtse partij die hun autoritaire opvattingen verwoordt en negatief staat ten opzichte van vreemdelingen en een linkse partij die dat niet doet, maar wel opkomt voor hun sociaaleconomische belangen.
In Radix (jaargang 39 nr. 2) schenkt Govert Buijs aandacht aan het blijvende belang van levensbeschouwing en authenticiteit. Hij constateert dat het hebben van een sterke overtuiging in onze tijd verdacht is. Een basaal ”commitment” is echter wel degelijk van grote betekenis.
Een levensbeschouwing is te omschrijven als het allesomvattende kader van iemands fundamentele overtuigingen. De gedachte van de eenheid van de menselijke persoon is de laatste decennia aangevochten door postmoderne filosofen. Maar ook in Psalm 86 bidt de dichter om de vereniging van zijn hart. Kennelijk is eenheid geen vanzelfsprekend kenmerk van mensen.
Het christendom verdrong het polytheïsme, maar met de teruggang van het christelijk geloof is het geloof in meerdere goden met nieuwe kracht opgedoken. Mensen schakelen tussen hun verschillende goden. Zij leiden een meervoudig leven.
In de economie gaat men uit van de rationeel calculerende ”homo economicus”, daarbuiten hanteert men een ander mensbeeld. Soms doet men in de ene context dingen die men in een andere context moreel verwerpelijk zou achten. Zo kunnen christenen scheiding maken tussen de zondag en de maandag.
Authenticiteit geldt tegenwoordig als van groot belang. De fundamentele vraag is niet meer die naar het alomvattende kader dat men hanteert, maar door wie men zich laat inspireren. Wat voor soort mens wil men zijn? Hoe kan men in verschillende situaties trouw blijven aan waar het uiteindelijk om gaat?
Dr. C. S. L. Janse, oud-hoofdredacteur Reformatorisch Dagblad. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl