Tekst en context
Teksten niet uit hun verband rukken: dat is een gangbare regel voor tekstuitleg. De specifieke betekenis van afzonderlijke tekstdelen blijkt mede uit het verband waarin zij staan. Deze vuistregel gaat meestal op, maar beantwoordt niet alle vragen. Hoe zit het bijvoorbeeld met het Bijbelboek Spreuken? Staat elke afzonderlijke spreuk op zichzelf, of levert pas de context een goed begrip op?
Exegeten denken er verschillend over. Dat schrijft Zoltán Schwáb uit Durham in het Journal for the Study of the Old Testament (jaargang 38, 2013). Sommigen denken dat elke afzonderlijke spreuk een zelfstandig geheel is met een eigen betekenis. Anderen beweren dat de spreuken opzettelijk op een bepaalde plaats zijn neergezet. Wie de bedoeling ervan wil achterhalen, moet goed letten op de vingerwijzingen die de context geeft. Schwáb zelf vindt dat ook. Maar volgens hem kan op die manier niet ”de” betekenis van een spreuk worden achterhaald: het tekstverband suggereert een diversiteit van mogelijke betekenissen.
Schwáb geeft een voorbeeld: Spreuken 16:1-3. Met name de verzen 1 en 3 laten verschillende vertalingen toe. Deze kunnen drie verschillende „rode draden” zichtbaar maken.
Een eerste mogelijkheid, een idee van Augustinus, is dat het om geestelijke voorbereiding gaat. „De mens heeft de voorbereiding van het hart, maar het antwoord op deze voorbereiding komt van de Heere (…) Vertrouw uw daden toe aan de Heere en uw gedachten zullen voorbereid worden.”
Een tweede leeswijze borduurt hierop voort, maar ziet nog een andere rode draad: het spreken. „De mens heeft de voorbereiding van het hart, maar het juiste spreken komt van de Heere (…) Vertel uw daden aan de Heere en uw gedachten zullen voorbereid worden.”
Dan is er nog een derde verbindingslijn mogelijk: plannen maken en succes hebben: „De mens heeft de plannen van het hart, maar het antwoord op dit plannen maken komt van de Heere. (…) Vertrouw uw daden aan de Heere en uw plannen zullen succesvol zijn.”
Uiteraard is discussie mogelijk over de vraag welke van deze uitleggingen het meest voor de hand ligt. Schwáb laat in elk geval zien dat een contextuele lezing de betekenisrijkdom van de afzonderlijke spreuken des te meer doet oplichten.
Het Bijbelboek Ezra bevat in hoofdstuk 9 een gebed en preek van de priester Ezra. Ezra spreekt hier onder meer over de genade van God „om ons een nagel te geven in Zijn heilige plaats, om onze ogen te verlichten…” (9:8, Statenvertaling). Wat betekent de beeldspraak van de nagel? Die vraag stelt Donald P. Moffat in Vetus Testamentum (jaargang 63, 2013, aflevering ).
Sommige Bijbelvertalingen handhaven de beeldspraak. Zij spreken over een ”nagel” of een ”tentpin”. Andere vertalingen hakken de knoop voor de lezer door en bieden een interpretatie. Enkele decennia geleden koos men wel voor ”rustplaats”. Tegenwoordig is vooral de interpretatie van ”stevige plaats” of ”vastheid” populair. Tegen die laatste uitleg maakt Mofatt bezwaar.
Het boek Jesaja biedt weliswaar een belangrijke parallel: de hofmaarschalk Elkjakim is geslagen „als een nagel in een vaste plaats” (Jes. 22:23). Maar Moffat wijst er terecht op dat deze pin niet zonder voorbehoud naar stevigheid verwijst. De aangebrachte nagel betekent een kwetsbare menselijke status die afhankelijk is van God en Zijn oordeel. Volgens vers 25 wordt hij ook weer afgebroken!
Zo is het volgens Moffat ook in Ezra 9. Ezra doet schuldbelijdenis. Het is niet zeker dat Israël op de juiste weg zal terugkeren en aan Gods oordeel ontkomen. In die context betekent de pin een kwetsbaar steunpunt dat voortdurend afhankelijk is van Gods bewaring. De pin kan ook weer losraken. Een exegese louter in termen van veiligheid en vastheid brengt die nuance niet tot uitdrukking.
In het Oude Testament is slechts eenmaal sprake van iemand die zijn gezicht wast: Jozef. Hij ontmoette zijn broers in Egypte en was naar een andere kamer gegaan om te huilen. Daarna waste hij zijn gezicht en kwam weer naar buiten (Genesis 43:31). „Waarom wast Jozef zijn gezicht?” vraagt Philip W. Yoo in het Journal for the Study of the Old Testament (jaargang 38, 2013). Zou het een bijzondere betekenis kunnen hebben?
Er zijn geen relevante parallellen binnen en buiten de Bijbel te vinden die er echt uitsluitsel over geven. Wel maken diverse Egyptische teksten melding van het wassen van het gezicht. Veel bruikbare inzichten leveren die teksten niet op, maar Yoo suggereert dat de vermelding in Jozefs geval een Egyptische kleur aan het verhaal meegeeft. Minder vergezocht is in elk geval de verklaring dat Jozef de sporen van zijn emoties wilde afwassen. Yoo noemt die uitleg in het voorbijgaan. Deze past uitstekend in de context.
Aza Goudriaan is universitair docent aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam. Reageren? focus@refdag.nl