Opinie

‘Plagiaat’ het mooiste wat er is

In de tijd van de Bijbelschrijvers was het heel gewoon om teksten van anderen over te nemen, schrijft dr. Marjo C. A. Korpel. In een preek mag dat ook best gebeuren, als de prediker er maar werkelijk door geïnspireerd is.

dr. Marjo C. A. Korpel
31 August 2013 19:30Gewijzigd op 15 November 2020 05:34

Collega H. van den Belt maakte op de Haamstedeconferentie gewag van plagiërende predikanten op de kansel. „Voorspelbaarheid en plagiaat zijn symptomen, niet alleen van luiheid, maar ook van geestelijke armoede, van onvermogen om de stem van God te horen”, oordeelde hij daarover. De vraag is echter of je hier zo’n beladen term als ”plagiaat” zomaar mag gebruiken.

Als we naar de Bijbel kijken, die toch de bron vormt voor de prediking, dan blijkt dat in de tijd van de Bijbel het begrip plagiaat geheel onbekend is. Het tegendeel is het geval: in het oude Nabije Oosten was het onder schrijvers juist een grote kunst om teksten van anderen opnieuw te gebruiken. Soms door ze integraal over te nemen, en in een bredere context te zetten, of ook door ze te bewerken en in eigen woorden over te nemen.

Uiteraard werd dat ook weleens in meer negatieve zin benut. Egyptische farao’s en Assyrische koningen gingen zelfs soms zo ver dat zij verslagen van overwinningen van hun voorgangers door hun hofschrijvers en beeldende kunstenaars lieten bewerken, zodat het leek of zijzelf die overwinningen geboekt hadden.

Jesaja en Micha

Ook in religieuze teksten maakte men gebruik van wat anderen al hadden geschreven. De Kanaänitische schrijver Ilimilku, die omstreeks 1250 voor Christus leefde, heeft een uitgebreide tekst opgetekend over de god Baäl, waarin elementen voorkomen die ook in oudere teksten over de god Baäl al voorkwamen. Die Ilimilku heeft er echter een knap en lang eigen gedicht van gemaakt. En ook zijn eigen naam in het colofon gezet.

En wat te denken van profeten, die ook teksten van anderen gebruikten, terwijl uiteindelijk hun naam boven het boek kwam te staan. Zoals Jesaja 2:2-4 en Micha 4:1-3 over de dag waarop alle volkeren naar de berg Sion zullen toestromen, en de zwaarden tot ploegijzers zullen worden omgevormd. Zijn deze woorden van Jesaja of van Micha, of misschien zelfs wel van een niet in de Bijbel terechtgekomen naamloze profeet uit de dagen van Jesaja en Micha? Plagieerden de profeten Jesaja en Micha? Getuigde dit van luiheid en geestelijke armoede? Nee, natuurlijk niet!

Calvijn

Ook bij de evangelisten is te zien dat zij soms vrijwel identieke teksten doorgeven, in gelijke bewoordingen als een andere evangelist. Wat al die schrijvers en sprekers in Bijbelse tijden deden, was goede en bemoedigende woorden van anderen gebruiken in hun eigen profetie of verkondiging. Omdat ze er zelf door aangesproken werden. Zoals we in onze tijd ook niet zelden woorden van anderen overnemen zoals van Calvijn, Bonhoeffer, C. S. Lewis, Martin Luther King, Henri Nouwen, en anderen, omdat hun woorden aanspreken, inspireren.

In Bijbelse tijden was het hoogst ongebruikelijk om aan te geven van wie je teksten overnam. De literaire kunst was immers om de woorden van anderen te integreren in de eigen tekst, maar wel zo dat de goede verstaander het nog wel kon opmerken dat woorden van een ander waren gebruikt. Zoals bij Jesaja en Micha en de evangelisten.

Nieuw lied

Maar ook elders in de Bijbel komen we de herhalingen tegen, en er zal geen Bijbelwetenschapper zijn die dit als plagiaat zal aanmerken, daar dit juist de Bijbelse manier van verkondigen was. De uitroep ”Zingt de Heere een nieuw lied” is in de Psalmen zeer bekend, maar niet zelden blijkt het ”nieuwe lied” een oud lied te zijn, dat men heeft aangepast aan de actualiteit. Onder ”iets nieuws” verstonden de Bijbelse dichters en schrijvers dus veel meer een variatie op iets bestaands.

Of een lied werd zelfs integraal overgenomen, zoals de Psalmen 14 en 53, of Psalm 40:14-18 en Psalm 70. Gebruikmakend van inspirerende woorden van anderen vormden in latere tijd gelovige sprekers hun eigen nieuwe liederen en toespraken (‘preken’). Soms ook werd gebruikgemaakt van een stukje geschiedschrijving. Zoals de overeenkomsten tussen Jesaja 36-39 en 2 Koningen 18-20 laten zien.

Is het overnemen van teksten van anderen in de verkondiging slecht? Moeten we het ”plagiaat” noemen of zelfs ”stelen”? Als we naar de Bijbelse verkondigers kijken zeker niet! Integendeel. Het ging de Bijbelse schrijvers en sprekers immers niet om hun eigen eer, maar het doel was om het Woord van God op zo goed mogelijke wijze te verkondigen.

Bijbelse voorbeelden

Waar het om gaat is of de spreker zich de woorden van de ander heeft eigen gemaakt, of de voorganger er werkelijk zelf door geïnspireerd is, en of de Geest de spreker heeft gegrepen via de woorden van anderen. Als dat zo is, kan de verkondiger de woorden (ook al zijn ze afkomstig van een ander) brengen als waren ze eigen woorden. Zulke woorden zullen immers ook een gemeente weer bemoedigen en inspireren. Misschien zouden we in de verkondiging toch ook eens wat vaker moeten kijken naar Bijbelse voorbeelden van verkondiging.

De auteur is universitair hoofddocent Oude Testament en semitica aan de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer