Studiefinanciering: kiezen voor de toekomst
De commissie-Vermeend presenteerde vorige week donderdag haar rapport over mogelijke studiefinancieringsstelsels. Staatssecretaris van Onderwijs mevrouw Nijs weet nog niet welk stelsel gekozen moet worden. Pieter van Eijsden
en Peter de Kluijver doen een voorstel. In de afgelopen maanden was de commissie-Vermeend -de Commissie Uitgangspunten Nieuw Studiefinancieringsstelsel (CUNS)- regelmatig in het nieuws en ook nu is iedereen benieuwd welk advies de commissie-Vermeend geeft. Foutje dus. De commissie-Vermeend had als taak een beschrijving te geven van alle opties en aan te geven welke opties enigszins relevant zijn. Dat heeft de commissie ook gedaan. De uitkomst was dat er twee, of eigenlijk drie stelsels uitvoerbaar zijn. In de eerste plaats een sociaal leenstelsel, in de tweede plaats een puur giftenstelsel en ten slotte een mengvorm van de eerste twee.
De commissie zelf pleit voor een nieuwe commissie die een voordracht moet doen en aan moet geven welk stelsel het kabinet moet kiezen. Dat is typisch Nederlands, maar het moet anders. De politiek moet haar primaat laten gelden en op basis van deze gegevens een beslissing nemen. En dat is ook goed mogelijk.
Een sociaal leenstelsel houdt in dat studenten hun studiefinanciering lenen, waarbij de overheid optreedt als kredietverstrekker. Dit geleende bedrag moet na de studie weer terugbetaald worden. Dat gaat dan naar rato van het inkomen en met een ruimhartige kwijtscheldingsregeling. Een puur giftenstelsel spreekt natuurlijk voor zich. De overheid geeft studiefinanciering die niet terugbetaald hoeft te worden. Gegeven het feit dat het huidige systeem al onbetaalbaar dreigt te worden en niet toegesneden is op de toekomst, zal het giftenstelsel in ieder geval niet ingevoerd worden.
Leenangst
Rationeel gezien is het niet zo gek om een sociaal leenstelsel in te voeren. Als iemand studeert, heeft dat een positief effect op zowel de maatschappij in het algemeen als de student in het bijzonder. De maatschappij profiteert van meer kennis in de samenleving; dit pleit voor een bijdrage van de overheid. Daarnaast heeft de student zelf natuurlijk ook een bijzonder groot voordeel van een studie. Daarom is het logisch dat de student daar ook zelf voor betaalt.
Echter, een student heeft in zijn studietijd meestal niet de middelen om dit te doen. Daarom treedt de overheid op als financier. Wanneer de student na afloop van zijn studie een baan heeft, beschikt deze wel over inkomen. Dan begint hij ook met aflossen. Verdient de ex-student weinig, dan lost hij ook weinig af. Verdient hij veel, dan lost hij wat meer af. Wat de ex-student na vijftien jaar nog niet heeft kunnen aflossen, wordt kwijtgescholden. Dit, en het voorfinancieren van de lening tegen een lage rente, is de bijdrage van de overheid.
Toch is het niet raadzaam dit stelsel onverkort in te voeren. Wat is namelijk de praktijk? Studenten denken niet altijd op die rationele manier. Studenten uit lagere inkomensklassen hebben vaak een sterke leenangst. Dat zou veroorzaakt kunnen zijn door slechte ervaringen met lenen in het verleden of doordat zij in veel mindere mate terug kunnen vallen op hun ouders. De verwachting is dat, wanneer er alleen sprake is van een leenstelsel, 27 procent van de potentiële studenten het niet meer aandurft. Dat zou natuurlijk een heel verkeerde ontwikkeling zijn. Studeren mag geen elitaire bezigheid worden.
Alternatief
PerspectieF stelt een alternatief voor. Vanwege de leenangst moet de beurs zoals die nu is blijven gelden voor de bachelorstudie, maar dan voor drie jaar in plaats van voor vier. Voor de masterstudie kan wel een sociaal leenstelsel ingevoerd worden. Deze knip is mogelijk door het veranderde stelsel. Er zit al een natuurlijke scheiding in het onderwijssysteem, zodat deze aanpak vrij eenvoudig is.
Op deze manier wordt de drempel om te gaan studeren niet te hoog voor studenten uit kansarme milieus. Na de bachelorstudie is de student beter in staat in te schatten wat zijn kansen zullen zijn in een masterstudie. Bovendien zijn de kosten logischerwijs lager voor één jaar dan voor vier. Op deze manier blijft het voor iedereen mogelijk om te studeren. Nu en in de toekomst.
Pieter van Eijsden heeft deelgenomen aan de commissie-Vermeend namens PerspectieF, de organisatie van ChristenUnie-jongeren. Peter de Kluijver is politiek secretaris van PerspectieF.