Kerk unieke kracht in ontwikkelingshulp
Kerken moeten serieuzer genomen worden als partners in ontwikkelingshulp, betoogt Kate Sharma. Lokale kerken in de derde wereld hebben unieke mogelijkheden en middelen om armen te bereiken en te helpen.
Twaalf jaar geleden begon ik mijn werk voor Compassion, een christelijke organisatie voor ontwikkelingshulp die zich richt op kinderen. Ik voelde toen voortdurend de behoefte om de keuze van de organisatie te verdedigen om uitsluitend te werken via lokale kerken in de derde wereld. Voor velen leek dat een nogal onlogische manier om ontwikkelingswerk te doen.
Inmiddels voel ik die behoefte niet meer. Ik heb gewerkt met toegewijde, ervaren en goed opgeleide kerkleiders over heel de wereld en de ongelooflijke veranderingen gezien die zij in hun gemeenschappen tot stand brengen. Ik zeg nu met gepaste trots dat de kerk een van de beste middelen is voor de ontwikkeling van mensen en de samenleving.
De kerk bestaat wereldwijd uit miljoenen christenen. Zelfs China Petrochemical, met ongeveer 1,19 miljoen werknemers het grootste bedrijf ter wereld, is nog minstens duizend keer kleiner dan deze wereldwijde beweging. Wat zo bijzonder is in termen van ontwikkelingswerk is dat dit wereldwijde orgaan lokale gemeenten heeft in vrijwel ieder land. Een belangrijk aspect van het christelijk geloof is het dienen van de gemeenschap. Door deze lokale kerken is er de mogelijkheid om miljoenen vrijwilligers te mobiliseren die ieder hun eigen expertise en een gedetailleerde kennis van hun gemeenschap meenemen.
Veel deskundigen zien de potentie van goed georganiseerde samenwerking met kerken. Een van hen is Ed Green, medisch antropoloog aan de universiteit Harvard en auteur van een rapport over de bijdrage van levensbeschouwelijke organisaties aan hiv-preventie. „Kerken hebben een gerespecteerde plaats en de meeste hebben hulpmiddelen, structuren en systemen waarop verder gebouwd kan worden”, zo schrijft hij over de kerk in Oost-Afrika. „Ze bezitten de menselijke, fysieke, technische en financiële middelen die nodig zijn om kleine en grootschalige initiatieven te ondersteunen en uit te voeren. Ze kunnen deze acties zeer kosteneffectief uitvoeren, doordat ze met minimale inspanning vrijwilligers en andere hulpmiddelen kunnen leveren.”
Partners kiezen is nooit gemakkelijk, maar ontwikkelingshulp draait vooral om het werken met gemeenschappen van ‘gewone’ mensen zodat ze zelf kunnen werken aan de verandering van hun gemeenschappen op de lange termijn. Hiervoor zijn kerken nodig die hun wortels stevig in de samenleving hebben en de bereidheid hebben en de verantwoordelijkheid willen nemen om kinderen te ondersteunen.
Wij moeten ons als hulporganisatie daarbij realiseren dat de kerk zelf niet ”ons programma” is, maar een partner die we kunnen ondersteunen. De kerk op haar beurt moet ons niet zien als de oplossing voor al haar problemen. Vooral voor kleinere kerken in afgelegen gebieden met weinig mogelijkheden is dit een uitdaging. De verwachtingen van beide partijen moeten dus op elkaar afgestemd zijn en blijven. En zoals bij elke goede relatie zijn er persoonlijk contact en voortgaande ondersteuning nodig.
Een van de grootste voordelen van het werken via lokale kerken is de toegang tot vrijwilligers die een gezamenlijke visie hebben en een gedetailleerde kennis van hun gemeenschap. Een voorbeeld van wat zo’n samenwerking kan uitwerken, is het Bannerghatta Child Development Centre. Compassion werkt in dit project nabij de Indiase stad Bangalore samen met de Karnataka Evangelical Association (KEA). De KEA strijdt al tientallen jaren voor de rechten van meisjes.
Wetgeving is niet in staat gebleken om de houding tegenover het doden van meisjesbaby’s en kinderhuwelijken de veranderen. Voor het ongedaan maken van eeuwenoude schadelijke traditionele praktijken is een persoonlijke aanpak nodig, evenals culturele gevoeligheid en toewijding. De kerk moedigt gezinnen via workshops en huisbezoeken aan om hun dochters op school te houden. Ze werkt ook samen met lokale adoptie- en pleegzorgorganisaties om gezinnen te vinden voor ongewenste meisjesbaby’s, en verstrekt medische zorg, voedsel en persoonlijke ondersteuning aan ouders van baby’s.
Het hete hangijzer als het gaat om samenwerking met kerken is het christelijk karakter van zulke programma’s. Misschien zijn westerlingen zo gevormd door de seculiere samenleving dat ze geen oog meer hebben voor het geestelijk klimaat van veel gemeenschappen waarin ze werken en dat voorzien in de geestelijke behoeften van mensen een wezenlijk onderdeel is van het bevorderen van ontwikkeling.
Bruce Wydick, hoogleraar ontwikkelingseconomie aan de universiteit van San Francisco, kaart deze kwestie aan in zijn studie van het kindersponsorprogramma van Compassion, gepubliceerd in de Journal of Political Economy van mei. In zijn afsluitende opmerkingen schrijft hij: „Economen richten zich traditioneel op het opheffen van uiterlijke beperkingen. Maar sommige van de belangrijkste beperkingen waarmee arme mensen te maken hebben, zouden weleens innerlijke beperkingen kunnen zijn.”
Er zit wijsheid in deze woorden. Alleen veranderingen die uit het hart van een gemeenschap komen, zijn blijvend. De kerk kan de sleutel aanreiken voor het bereiken van sommige van de meest ontoegankelijke gebieden ter wereld en de harten van degenen die daar leven.
De auteur is media manager bij Compassion UK. Dit artikel is eerder verschenen in de Engelse krant The Guardian.