”Zeevonk” van Josha Zwaan is sterke én trieste roman
In ”Zeevonk”, de tweede roman van Josha Zwaan, kijkt de lezer niet door de bril van een persoon, maar van een ding: het schip de Willem Ruys.
Vanwege dit vertelperspectief doet ”Zeevonk” me regelmatig denken aan ”Specht en zoon” van Willem-Jan Otten. Daar kijkt de lezer mee vanuit het oogpunt van een schildersdoek. Het lezen van ”Zeevonk” is een aparte ervaring. De lezer gaat steeds beter het verband zien tussen de geschiedenis van het schip en de vrouwelijke hoofdpersoon, Freya.
De Willem Ruys heeft een bijzondere geschiedenis. Na een uitgestelde bouw vanwege de Tweede Wereldoorlog loopt hij in 1946 van de Vlissingse helling. Het passagiersschip vaart vooral heen en weer tussen Indonesië en Rotterdam, totdat hij in 1964 gekocht wordt door een Italiaanse reder, Flotta Lauro. Het vaartuig krijgt een nieuwe naam: Achille Lauro. Maar het schip lijkt de gouden tijden achter de rug te hebben: het wordt geteisterd door twee branden en krijgt een kaping te verwerken, totdat het in 1994, na een brand, in de Indische Oceaan ten onder gaat. Op de lijst van vermiste opvarenden wordt Freya vermeld.
Freya is geboren in Indonesië. Haar moeder kijkt met heimwee terug op de gelukkige jaren in dat land, totdat slavernij, vernedering, scheldpartijen, honger, nutteloze arbeid en gesar in de jappenkampen haar veranderen in een „levend skelet, vanbinnen even hard als haar uitstekende botten.” De vader laat zijn vrouw en dochter na de oorlog repatriëren, om zichzelf in de onafhankelijkheidsstrijd te storten. Als hij na enkele jaren bij vrouw en dochter terugkeert, blijken hij en zijn vrouw van elkaar vervreemd te zijn. Angst en heimwee vieren hoogtij in beider leven. Freya groeit op in een sfeer van onaanraakbaarheid en spijt.
Het door Freya gedroomde leven speelt zich bij het ouder worden steeds ergens anders af. Het werk als verpleegkundige heeft niet echt haar hart. Vrienden heeft ze nauwelijks. Ze verlangt naar vrijheid en onbegrensdheid. Als ze een contactadvertentie leest van een Herman in Nieuw-Zeeland waagt ze de sprong en stort zich in een nieuw avontuur.
Herman is dolgelukkig als ze een zoon baart en hij gaat op in het geluk van het vaderschap. Inmiddels blijft Freya’s hart ronddwalen. Ze verlaat haar man en zoon voor een onzeker, kortdurend samenzijn met haar pianoleraar in Nederland. Onmachtig om een langdurige binding aan te gaan, scheept ze regelmatig in op de Achille Lauro, eerst als passagier, later als verpleegkundige. Haar bestaan speelt zich vooral af op de oceanen, maar altijd komen er herinneringen op die haar belagen.
De roman kent een zowel onthutsend als ontroerend einde. Dat beschrijft wat er om Freya heen gebeurt. Met haar zoon, met haar moeder. Aan het einde van haar leven neemt, ondanks haar afnemende geheugen, de spraakzaamheid van de moeder toe en krijgt Freya zicht op haar eigen jeugd en op de belevenissen die haar vader en moeder tot de personen maakten die ze geworden zijn.
Als de vrijheid lonkt, steekt bij Freya kanker de kop op. De altijd aanwezige trouw van Herman kan de afstand tussen hen niet meer overbruggen.
Josha Zwaan heeft een bijzonder schrijftalent. Ze is door haar professie een kenner van de mens en zijn handelen. Ik word als lezer meegezogen in het verhaal, dat zowel sterk als triest is. De nadruk ligt, net als in haar eerste boek ”Parnassia”, op de beklemmende omgevingsfactoren die de mens maken tot wie hij is. Een kracht van boven om uit te redden is niet aanwezig, mensen zijn op zichzelf en de omstandigheden aangewezen. Een wonderlijke combinatie van triestheid en aantrekkingskracht is het gevolg. Josha Zwaan lijkt een schrijfster van het menselijk tekort. ”Zeevonk” is integer en talig heel sterk geschreven, maar horizontaal. God blijft onbesproken. De golven hebben het laatste woord.
Zeevonk, Josha Zwaan; uitg. Artemis & Co, Amsterdam, 2013; ISBN 978 90 4720 319 3; 347 blz.; € 19,95.