Uw gerechtigheid
Psalm 143:11
„O Heere, maak mij levend om Uws Naams wil; voer mijn ziel uit de benauwdheid om Uw gerechtigheid.”
God leidt Zijn kinderen tot de fonteinen van levende wateren. U kunt zich indenken, dat dit een tweede hemel voor hen is.
De reden van Davids bede om verlossing is: „om Uw gerechtigheid.” Er zijn er die willen vertalen: „om Uw goedertierenheid”, of: „om Uw barmhartigheid.” Dan zou David zich voor God neerleggen als een alleronwaardigste, die niets verdiend maar alles verbeurd had. Ja, hij zou een allerellendigste in zichzelf zijn, die nochtans aan God deze deugden voor ogen stelde om te vragen of het Hem mocht behagen Zich over hem te ontfermen naar de grootheid van Zijn goedertierenheid. Zo dringen de heiligen meermalen in hun gebeden aan (Dan. 9:18).
Maar wij houden het met onze vertaling op: „om Uw gerechtigheid.” Gods gerechtigheid is straf oefenend óf belonend. Nu, David kan beide op het oog hebben. Hij kan bedoelen: omdat God weet dat mijn vervolgers uit euvelmoed en zonder oorzaak mij vervolgen, zal God ter wille van Zijn gerechtigheid dit aan hen bezoeken en hen straffen (vers 12).
Ook is mogelijk dat hij bedoelt: omdat het Gods recht is om Zich uit louter genade de zaak van Zijn kinderen die Hem dienen aan te trekken en Zich op te maken om hen te helpen, daarom wil Hij dit doen ter wille van Zijn gerechtigheid. Daarom zegt Abraham: „Zou de Rechter der ganse aarde geen recht doen?” (Gen. 18).
Alexander Comrie, predikant te Woubrugge
(”Verzameling van leerredenen”, 1749)